ECLI:NL:RBDHA:2023:6133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid en miscommunicatie tijdens gehoor
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de afwijzing van een asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 2 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 22 juni 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had eerder, op 17 september 2021, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Na een aanvullend gehoor op 19 oktober 2021, heeft verweerder opnieuw de aanvraag afgewezen op 11 juli 2022, wat leidde tot het huidige beroep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de dood van zijn vriendin en de omstandigheden daaromheen. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser summier en ongerijmd zijn, en dat er geen overtuigende bewijsstukken zijn over de rol van eiser in de situatie. De rechtbank heeft ook de inzet van een niet-registertolk tijdens de gehoren beoordeeld en geconcludeerd dat er geen miscommunicatie heeft plaatsgevonden, ondanks de beweringen van eiser.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.