ECLI:NL:RBDHA:2023:6123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.4753, NL23.4754, NL23.4756, NL23.4757, NL23.4764 en NL23.4765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Roma-gezin uit Servië en beoordeling van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in de asielprocedures van een Servisch gezin van Roma-afkomst. De eisers, bestaande uit een moeder en haar minderjarige kinderen, hebben asiel aangevraagd in Nederland, waarbij zij stelden te zijn gediscrimineerd in Servië vanwege hun Roma-identiteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen afgewezen, met het argument dat Servië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eisers niet in aanmerking komen voor uitstel van vertrek op medische gronden. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de asielaanvragen niet voldeden aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de medische situatie van de eiseres niet voldoende was onderbouwd om uitstel van vertrek te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Servië een reëel risico op ernstige schade lopen, en dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig had gehandeld door geen uitstel van vertrek te verlenen. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de asielaanvragen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.4753, NL23.4754, NL23.4756, NL23.4757, NL23.4764 en NL23.4765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaken tussen

[eiser 1], v-nummer: [v-nummer 1], eiser, [eiser 2], v-nummer: [v-nummer 2], eiser, en

[eiseres],v-nummer: [v-nummer 3], eiseres,
mede namens haar minderjarige kinderen:
[kind 1],v-nummer: [v-nummer 4]
[kind 2],v-nummer: [v-nummer 5]
[kind 3], v-nummer: [v-nummer 6]
hierna tezamen ook te noemen: ‘eisers’ of ‘het gezin’
(gemachtigde: mr. G.J. van Kammen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

ProcesverloopBij besluiten van 14 februari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd afgewezen en bepaald dat zij niet in aanmerking komen voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Ook hebben zij verzoeken om voorlopige voorzieningen ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken op 7 maart 2023 op zitting behandeld. [eiser 1] en [eiseres] zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Er is geen tolk verschenen. Met instemming van partijen is dat wat ter zitting is gezegd vertaald door de aanwezige broer van [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Servische nationaliteit. Zij hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij in Servië als gezin zijn gediscrimineerd vanwege de Roma-afkomst van eiseres en haar kinderen. Zo worden de kinderen op school bijvoorbeeld gepest, is een van hen op school van de trap geduwd, opgewacht en geslagen en wil niemand in hun dorp met het gezin praten.

Bestreden besluiten

2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de relevante elementen
( i) identiteit, nationaliteit en herkomst en (ii) discriminatie als Roma.
Verweerder acht deze elementen geloofwaardig, maar hieruit volgt niet dat eisers kunnen worden aangemerkt als vluchtelingen in de zin van het Vluchtelingenverdrag en evenmin dat zij bij terugkeer naar het land van herkomst een reëel risico op ernstige schade lopen. Volgens verweerder is Servië voor hen een veilig land van herkomst. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers kennelijk ongegrond geacht en deze afgewezen. Eisers hebben verder niet aangetoond in aanmerking te komen voor uitstel van vertrek vanwege de medische problemen van eiseres. Eiseres heeft haar medische problematiek namelijk niet onderbouwd.
Standpunt eisers
3. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten. Zij voeren aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de discriminatie een acceptabel leven niet in de weg staat en dat Servië als veilig land van herkomst moet worden gezien. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte geen uitstel van vertrek aan het gezin verleend. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door enkel te overwegen dat de medische problemen van eiseres niet zijn onderbouwd, zonder zelf “inhoudelijk” te (laten) toetsen of sprake was van medische klachten die aan uitzetting in de weg stonden. Dat is volgens eisers wel degelijk het geval. Uit het ter zitting door de gemachtigde overgelegde medisch patiëntdossier van eiseres blijkt, kort samengevat, dat een arts op 6 maart 2023 in haar rechterborst een knobbel heeft gevoeld. Nu uit dat patiëntdossier ook volgt dat eiseres in 2017 kanker in haar linkerborst heeft gehad, is in ieder geval medisch onderzoek en vervolgens mogelijk ook een medische behandeling noodzakelijk.
Standpunt verweerder
4. Verweerder blijft er ter zitting bij dat Servië op grond van de in de bestreden besluiten vermelde, algemene landeninformatie als veilig land van herkomst moet worden beschouwd en dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat dat in hun specifieke geval anders moet worden beoordeeld. Verder blijkt uit het patiëntdossier nog steeds niet dat eiseres momenteel onder medische behandeling staat, dan wel dat zij deze dringend nodig heeft. Daarom is terecht geen uitstel van vertrek verleend.
Oordeel rechtbank
Veilig land van herkomst
5. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Servië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Servië is namelijk al langere tijd als zodanig aangewezen [1] en uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat deze aanwijzing, ook voor Roma, voldoet aan de wettelijk voorgeschreven vereisten. [2] Hierbij heeft de Afdeling betrokken dat uit algemene informatie is gebleken dat etnische minderheden en kwetsbare groepen zoals Roma het in Servië moeilijk hebben, maar niet dat discriminatie en geweld op zo grote schaal voorkomen dat Servië geen veilig land van herkomst voor hen is. Eisers hebben niet aangevoerd dat niet meer van deze algemene informatie kan worden uitgegaan.
De rechtbank is het verder met verweerder eens dat eisers ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat hun specifieke situatie anders is. Daartoe heeft verweerder terecht overwogen dat eisers niet hebben aangetoond dat de Servische autoriteiten hun geen bescherming kunnen of willen bieden tegen discriminatie. Niet is aangetoond dat eisers zodanige hinder ondervinden van discriminatie dat hen het leven in Servië onmogelijk wordt gemaakt. Zo hebben eisers onder meer toegang tot huisvesting, werk, sociale- en medische voorzieningen en scholing. Uit de verklaringen van eisers [eiser 1] en [eiser 2] blijkt verder dat het gezin over de ondervonden discriminatie meerdere meldingen heeft gemaakt bij de politie, dat de politie dan ook langs kwam en luisterde naar hun verhaal. Over de omstandigheid dat er volgens eisers vervolgens “niets mee gebeurde”, hebben eisers niet geklaagd bij hogere autoriteiten. Dat ligt, zoals verweerder terecht heeft overwogen, wel op hun weg. De beroepsgrond slaagt niet.
Uitstel van vertrek
6.1
Op grond van artikel 64 van de Vw, in verbinding met artikel 6.1e, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) toetst verweerder bij afwijzing van de eerste asielaanvraag ambtshalve of een vreemdeling in aanmerking komt voor uitstel van vertrek vanwege medische problematiek. Verweerder kan gelet op paragraaf A3/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) uitstel van vertrek verlenen als de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van
artikel 3 van het EVRM om medische redenen. Volgens paragraaf A3/7.2.3 van de Vc kan verweerder bij zijn ambtshalve toets medische informatie betrekken die is verkregen tijdens het medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn. Verweerder neemt ook overige medische omstandigheden mee, die tijdens de asielaanvraag tot uiting komen. Het is in beginsel aan de vreemdeling om (medische) bewijsmiddelen over te leggen van (onder meer) de actuele klachten, de door een behandelaar geconstateerde diagnose en de aard van de ingezette of in te zetten behandeling (zie paragraaf A3/7.2.4 van de Vc).
6.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat eiseres haar medische situatie niet had onderbouwd en dat al daarom geen uitstel van vertrek kon worden verleend. Op dat moment had eiseres haar patiëntendossier nog niet overgelegd en was verweerder alleen bekend wat zij daarover zelf in de zienswijze had vermeld. Dat was dat de kanker die zij eerder in haar ene borst had gehad, volgens haar was teruggekomen in haar andere borst en dat deze was uitgezaaid en dat eiseres op dat moment niet onder medische behandeling stond. Tegen de achtergrond van de onder 6.1 toegelichte bewijslast van de vreemdeling, was verweerder niet gehouden een medisch onderzoek op te starten. Van onzorgvuldig handelen is dus geen sprake geweest.
De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat het inmiddels overgelegde patiëntdossier de zaak niet verandert. Daaruit blijkt (tot nu toe) alleen dat eiseres een knobbel in haar rechterborst heeft, dat het hoogstwaarschijnlijk om een goedaardige cyste gaat, maar dat “voor de zekerheid” een mammografie kan worden gemaakt. Hoewel gelet op haar medische verleden heel begrijpelijk is dat eiseres zich hierover zorgen maakt, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat zij nu een ziekte heeft waarvoor zij wordt behandeld of waarvoor behandeling noodzakelijk is. Ook in zoverre slaagt het beroep niet.
Conclusie over de beroepen
7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Conclusie over de verzoeken
8. Omdat met deze uitspraak op de beroepen wordt beslist, is er geen reden meer om voorlopige voorzieningen te treffen. De verzoeken worden daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken tot het treffen van voorlopige voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R. van Hattum, rechter, in aanwezigheid van mr.C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorzieningen staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de brieven van de Staatssecretaris van 3 november 2015 (Kamerstukken II 2015-2016, 19637, nr. 2076), 20 september 2019 (Kamerstukken II 2019-2020, 19637, nr. 2531) en 5 november 2021 (Kamerstukken II 2021-2022, 19637, nr. 2780).
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 12 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:13), van 3 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2115) en van 24 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3090).