Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was aangesproken op haar vertrek uit Nederland. De verzoekster, die lijdt aan PTSS, een depressieve stoornis en een functionele loopstoornis, had verzocht om uitstel van vertrek op medische gronden. In het primaire besluit van 1 september 2022 was haar verzoek om opschorting van vertrek afgewezen. Dit besluit werd in een later besluit van 27 januari 2023 bevestigd, waarop verzoekster beroep instelde.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat de medische situatie van verzoekster, zoals beschreven in een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), niet voldoende was meegenomen in de eerdere besluiten. Verzoekster had suïcidale gedachten geuit, wat niet was betrokken bij het BMA-advies. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er op dit moment van uitzetting van verzoekster moet worden afgezien, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat verzoekster niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er op haar beroep is beslist.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.