ECLI:NL:RBDHA:2023:6092

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL22.17403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met medische gronden

Op 26 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was aangesproken op haar vertrek uit Nederland. De verzoekster, die lijdt aan PTSS, een depressieve stoornis en een functionele loopstoornis, had verzocht om uitstel van vertrek op medische gronden. In het primaire besluit van 1 september 2022 was haar verzoek om opschorting van vertrek afgewezen. Dit besluit werd in een later besluit van 27 januari 2023 bevestigd, waarop verzoekster beroep instelde.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat de medische situatie van verzoekster, zoals beschreven in een advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), niet voldoende was meegenomen in de eerdere besluiten. Verzoekster had suïcidale gedachten geuit, wat niet was betrokken bij het BMA-advies. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er op dit moment van uitzetting van verzoekster moet worden afgezien, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit betekent dat verzoekster niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat er op haar beroep is beslist.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17403
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. N.B. Swart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Procesverloop

In het besluit van 1 september 2022 (primair besluit) heeft verweerder besloten dat verzoekster niet in aanmerking komt voor opschorting van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op 2 september 2022 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
In het besluit van 27 januari 2023 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer AWB 23/870).

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verzoekster wil uitstel van vertrek wegens medische redenen. Het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) heeft op 26 augustus 2022 een advies uitgebracht. Uit het advies blijkt onder meer dat verzoekster bekend is met PTSS, een depressieve stoornis en een loopstoornis die is geduid als functionele loopstoornis bij PTSS. Vanwege de stressklachten is zij niet in staat om te lopen. Verzoekster staat voor haar PTSS-klachten onder behandeling bij GGZ Drenthe, afdeling ‘De Evenaar’. Daarnaast staat zij onder wekelijkse behandeling van een fysiotherapeut. De BMA-arts heeft geconcludeerd dat bij uitblijven van behandeling een toename van de PTSS-klachten is te verwachten. Daarnaast zal de loopstoornis blijven bestaan waardoor verzoekster rolstoelafhankelijk zal blijven. Bij het uitblijven van behandeling wordt geen medische noodsituatie op korte termijn verwacht. Verweerder heeft op basis van het BMA-advies geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek.
3. Verweerder heeft de rechtbank op 20 april 2023 verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Gedurende de bezwaarprocedure is een brief van de praktijkondersteuner overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van suïcidale gedachten. Dit is niet betrokken bij het onderzoek van het BMA-advies van 26 augustus 2022.
Verweerder wenst deze brief alsnog aan het BMA voor te leggen. Een nieuw BMA-advies zal niet voor de behandeling ter zitting op 2 mei 2023 gereed zijn.
4. Verzoekster heeft op 21 april 2023 schriftelijk gereageerd op het aanhoudingsverzoek van verweerder. Daarin is aangegeven dat zij zich niet zal verzetten tegen de verzochte aanhouding van het beroep.
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster in deze reactie het petitum van het verzoek om voorlopige voorziening heeft gewijzigd. Het verzoek luidt: Als bepaaldelijk gevolmachtigde verzoek ik u met spoed te bepalen dat betrokkene niet uit Nederland mag worden verwijderd totdat op het beroepschrift is beslist en dat betrokkene in deze periode behandeld moet worden als ware er tijdelijk uitstel van vertrek verleend, waardoor betrokkene weer recht krijgt op Rva-verstrekkingen.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekster geen rechtmatig verblijf heeft en kan worden uitgezet. Met het instellen van beroep tegen het bestreden besluit wordt niet bereikt dat zij niet kan worden uitgezet. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder niet zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld zich niet tegen toewijzing van het verzoek te verzetten.
6. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat op dit moment van uitzetting van verzoekster moet worden afgezien, is het verzoek kennelijk gegrond. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen en uitzetting wordt verboden tot de datum waarop op het beroep is beslist.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot de datum dat op het beroep met zaaknummer AWB 23/870 is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.