Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2023 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (het college)
[derde-partij], te [woonplaats] (vergunninghouder).
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer had verleend voor het plaatsen van een aanbouw aan de woning van vergunninghouder. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker belanghebbende is en dat er voldoende spoedeisend belang aanwezig is om het verzoek inhoudelijk te beoordelen.
De voorzieningenrechter toetst of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de omgevingsvergunning te verlenen. Hij concludeert dat de aanbouw niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de aanvraag voldoet aan de relevante beleidsregels. Verzoeker stelt dat de constructieve veiligheid in het geding is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een toets aan het Bouwbesluit in dit geval niet nodig was.
Verder wordt opgemerkt dat de effecten van de aanbouw op de bezonning en het uitzicht van verzoeker niet onevenredig zijn. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de verleende omgevingsvergunning gebruikt mag worden. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.