ECLI:NL:RBDHA:2023:6084
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich terecht heeft beroepen op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat Zwitserland niet voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij vreest voor onmenselijke behandeling in Zwitserland. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er systematische tekortkomingen zijn in het Zwitserse asiel- en opvangsysteem.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.