ECLI:NL:RBDHA:2023:6084

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
NL23.4862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, van Algerijnse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich terecht heeft beroepen op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat Zwitserland niet voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij vreest voor onmenselijke behandeling in Zwitserland. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er systematische tekortkomingen zijn in het Zwitserse asiel- en opvangsysteem.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Het beroep van eiser wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4862

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL23.4863. Hierop zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland op 18 november 2022 een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard op 25 november 2022.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert, onder herhaling en inlassing van de zienswijze, het volgende aan. Eiser meent dat ten aanzien van Zwitserland niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Zwitserland houdt zich niet aan artikel 3 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het EU-Handvest. Dit blijkt volgens eiser onder andere uit het verslag van Human Rights Council van 26 augustus 2022. Eiser vreest dat hij zal worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst. Verweerder heeft ten onrechte geoordeeld dat geen sprake zou zijn van bijzondere kwetsbaarheid in het geval van eiser. Eiser meent dat, hoewel het arrest Tarakhel betrekking heeft op een gezin met minderjarige kinderen, vluchtelingen per definitie bijzonder kwetsbaar zijn. Gelet op eisers ervaringen in Zwitserland, zijn geestelijke gezondheid, gekoppeld aan de algemene omstandigheden in Zwitserland, is sprake van ernstige tekortkomingen in het Zwitserse asielsysteem. Zwitserland zal eisers asielaanvraag na overdracht gelet op het Zwitserse beleid niet opnieuw inhoudelijk beoordelen. Ter onderbouwing van dit standpunt wordt verwezen naar het rapport van de Asylum Information Database van 2021. Voorts verwijst eiser naar het arrest M.S.S. en stelt dat verweerder ten onrechte concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Zwitserland een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU-Handvest. Eiser komt buiten zijn wil en eigen keuze in een toestand van zeer vergaande materiele deprivatie terecht als bedoeld in het arrest Jawo. Aangezien eiser op de vlucht is, is het een feit dat een vluchteling doorgaans niet goed is gedocumenteerd. Dit kan redelijkerwijs ook niet van eiser worden verwacht.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Zwitserland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser is hierin naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd. Eiser heeft geen concrete informatie overgelegd die aanleiding geeft voor het oordeel dat sprake is van systematische tekortkomingen in het Zwitserse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank heeft daarnaast geen concrete aanknopingspunten om te concluderen dat Zwitserland bij de behandeling van het asielverzoek niet toetst aan artikel 4 van het EU-Handvest of artikel 3 van het EVRM. De door eiser aangehaalde rapporten geven geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Met het gegeven claimakkoord garandeert Zwitserland bovendien dat eisers asielverzoek in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld met toepassing van alle voor Zwitserland geldende Europese wet- en regelgeving op het gebied van het asielrecht. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om eiser in zijn betoog te volgen dat verweerder onderzoek moet doen of eisers aanvraag in Zwitserland in behandeling wordt genomen en of hij gedurende die behandeling opvang kan genieten. Als eiser toch in Zwitserland wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielverzoek, in de opvangvoorzieningen, of anderszins, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Zwitserse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. Ook hierbij ligt de bewijslast in de eerste plaats bij eiser.
5. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door eiser genoemde omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Verweerder heeft dit standpunt voldoende gemotiveerd. De rechtbank verwijst hierbij ook naar het voorgaande.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.