ECLI:NL:RBDHA:2023:6083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
C/09/637143 / HA ZA 22-901
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident en vordering tot betaling van winstdeel in liquidatieprocedure

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is op 22 maart 2023 een tussenvonnis uitgesproken in een incident betreffende de onbevoegdheid van de rechtbank. De zaak betreft een vordering van de curator/vereffenaar tot betaling van een winstdeel, waarbij een arbitragebeding van toepassing is. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van de vereffenaar tegen de Stichting, de C.V. en Orabel, op basis van het eerder gegeven tussenvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de C.V. rechtsgeldig in het geding is verschenen, mede door de volmachten en bekrachtigingen die zijn overgelegd. De rechtbank heeft de kosten van het incident en de hoofdzaak aan de vereffenaar opgelegd, omdat deze nodeloos kosten heeft veroorzaakt door de hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De proceskosten zijn begroot en de rechtbank heeft de vereffenaar veroordeeld tot betaling van deze kosten, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/637143 / HA ZA 22-901
Vonnis in incident van 22 maart 2023
in de zaak van
1. mr. [eiser1]te [plaats] , in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de heropende vereffening van het vermogen van WVGH B. V. , althans
2. WVGH B. V.in liquidatie, te Leiden , vertegenwoordigd door haar vereffenaar mr. [eiser1] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. M. den Haan te Zoetermeer,
tegen

1.STICHTING WAARDEVASTGOED HOLLAND V , te Vianen ,

gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L.T. van der Sluis en mr. B.P. Augustijn , te Rotterdam ,

2.WAARDEVASTGOED HOLLAND C.V. , te Vianen ,

gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. S.C. Krekel en mr. T.J. de Vries , te Leiden ,

3.ORABEL B. V. , te Rijnsburg ,

gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. M.C.M. van Ruitenbeek-Kossen, te Haarlem.
Eisers in de hoofdzaak (tevens verweerders in het incident) worden hierna, in enkelvoud, ‘ de Vereffenaar ’ genoemd. De besloten vennootschap in liquidatie WVGH B. V. wordt in dit vonnis hierna aangeduid als ‘ WVGH ’.
Gedaagden in de hoofdzaak (tevens eisers in het incident) worden hierna respectievelijk ‘ de Stichting ’, ‘de C.V. ’ en ‘Orabel’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 25 januari 2023 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte uitlaten van 22 februari 2023 van de Vereffenaar .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen zij in het tussenvonnis in incident heeft overwogen, ook voor wat betreft de in dit tussenvonnis gebruikte afkortingen. Wel merkt zij op dat in rechtsoverweging 2.10. in de een na laatste regel in plaats van WVGH , WVGH Beheer moet worden gelezen.
2.2.
De rechtbank heeft de C.V. bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om te reageren op de verweren van de Vereffenaar dat (i) de C.V. niet rechtsgeldig in het geding is verschenen en (ii) er dus geen rechtsgeldige incidentele conclusie namens de C.V. is genomen. De C.V. heeft bij akte van 22 februari 2023 gereageerd op deze verweren.
2.3.
Van een turbo-liquidatie van WVGH Beheer en Belfort Asset Management B. V. (hierna: Belfort AM ), zoals de Vereffenaar heeft gesteld in zijn conclusie van antwoord in het incident, is geen sprake. Volgens de meest recente uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel die de C.V. heeft overgelegd, zijn WVGH Beheer en Belfort AM thans in liquidatie, waarbij Belfort AM de vereffenaar van WVGH Beheer is. Het is dus onjuist dat WVGH Beheer stuurloos is.
2.4.
Ten aanzien van de vraag of de Stichting BBPCS bevoegd is om namens de C.V. in rechte op te treden, geldt het volgende. De C.V. voert aan dat de Stichting BBPCS bij vergadering van vennoten van 20 oktober 2022 is benoemd tot beherend vennoot en beheerder van de C.V. De Vereffenaar meent dat een dergelijke benoeming slechts bij unaniem besluit kan geschieden, wat niet is gebeurd. Wat daar ook van zij, bij haar akte van 22 februari 2023 heeft de C.V. een akte van volmacht en een akte van bekrachtiging van 20 februari 2023 overgelegd, waarbij WVGH Beheer en Belfort AM , voor zover zij nog beherend vennoot respectievelijk beheerder van de C.V. zijn, aan de Stichting BBPCS een volmacht hebben gegeven om de C.V. in de onderhavige procedure te vertegenwoordigen en namens de C.V. te procederen. Ook hebben zij bij voornoemde akten de (rechts)handelingen die de Stichting BBPCS namens de C.V. in de onderhavige procedure heeft verricht, bekrachtigd. Daaronder valt dus ook de opdracht aan de advocaat om namens de C.V. in de onderhavige procedure te verschijnen en een incidentele conclusie te nemen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in deze procedure kan worden geconstateerd dat de C.V. ofwel door de handelingen van Stichting BBPCS ofwel door de volmachten en bekrachtigingen van WVGH Beheer en Belfort AM rechtsgeldig in het geding is verschenen en namens de C.V. rechtsgeldig een incidentele conclusie is genomen.
2.5.
Gelet op dit een en ander kan in deze procedure in het midden blijven of de C.V. is ontbonden en thans moet worden vereffend waarbij de beherend vennoot als vereffenaar optreedt, of dat de mogelijk ten onterechte ingeschreven ontbinding in de KvK bij opgaveformulier van 28 september 2022 is hersteld.
2.6.
De C.V. heeft in de incidentele conclusie (evenals de Stichting en Orabel ) een beroep gedaan op artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en geconcludeerd tot onbevoegdheid van de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep van de Stichting en Orabel op het arbitragebeding in de Beheersovereenkomst 2003 reeds behandeld in het tussenvonnis. De uitkomst daarvan is dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van de vorderingen van de Vereffenaar tegen de Stichting en Orabel . Ook ten aanzien van de vorderingen van de Vereffenaar tegen de C.V. geldt dat de rechtbank zich, gelet op hetgeen in het tussenvonnis in 4.4 tot en met 4.19 is geoordeeld, onbevoegd dient te verklaren. De rechtbank zal dat dan ook doen.
2.7.
De Vereffenaar zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting , de C.V. en Orabel in het incident worden begroot op € 598 (1 punt × tarief € 598) aan salaris advocaat voor de Stichting , op € 897 (1,5 punt × tarief € 598) aan salaris advocaat voor de C.V. en op € 598 (1 punt × tarief € 598) aan salaris advocaat voor Orabel.
2.8.
De Vereffenaar zal in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu hij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van de Stichting , de C.V. en Orabel in de hoofdzaak worden begroot op € 676 aan griffierecht voor een ieder.
2.9.
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op (vgl. Zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL: HR :2010:BL1116, rov. 3.5; HR 14 februari 2014, ECLI:NL: HR :2014:335, rov. 3.2). Deze rechtspraak moet zo worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat. Daarbij geldt dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Voor afzonderlijke vermelding van de nakosten en de wettelijke rente daarover in de proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.

3.De beslissing

De rechtbank:
in de hoofdzaak en in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen;
3.2.
veroordeelt de Vereffenaar in de kosten van het incident en van de hoofdzaak, aan de zijde van de Stichting tot op heden begroot op € 598 in het incident en op € 676 in de hoofdzaak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt de Vereffenaar in de kosten van het incident en van de hoofdzaak, aan de zijde van de C.V. tot op heden begroot op € 897 in het incident en op € 676 in de hoofdzaak;
3.4.
veroordeelt de Vereffenaar in de kosten van het incident, aan de zijde van Orabel tot op heden begroot op € 598, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt de Vereffenaar in de kosten van de hoofdzaak, aan de zijde van Orabel tot op heden begroot op € 676;
3.6.
verklaart de proceskostenveroordelingen onder 3.2 en 3.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023.