ECLI:NL:RBDHA:2023:6070
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Libische eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Libische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 3 september 2020 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, werd geconfronteerd met een afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 januari 2023, die de aanvraag als kennelijk ongegrond bestempelde. De rechtbank heeft op 8 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht de asielaanvraag van de eiser ongeloofwaardig heeft geacht. De eiser had in eerdere asielprocedures geen melding gemaakt van de problemen die hij nu aan zijn aanvraag ten grondslag legt, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn huidige relaas. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet voldoende heeft onderbouwd dat hij problemen ondervindt vanwege zijn stamafkomst of de activiteiten van zijn broers voor het Khadaffi-regime. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is, en verklaart het beroep van de eiser ongegrond. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.