ECLI:NL:RBDHA:2023:6049
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In de zaak tussen de verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 april 2023 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
Tegen dit besluit heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 4 april 2023, waar de verzoeker, zijn gemachtigde, de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk aanwezig waren. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft besloten dat dit verzoek niet meer nodig was, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL23.7670) die betrekking had op het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van mr. V. Vegter als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.