Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.STICHTING DONORKIND te Den Haag ,2. [de moeder] , procederend voor zichzelf en in de hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [de minderjarige] , te [plaats 2] ,
1.De procedure
- de producties van de Stichting c.s.;
- de conclusie van antwoord;
- de producties van [gedaagde] ;
- de op 13 april 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
“De belangen die zich voor bundeling in een collectieve vordering lenen kunnen vermogensbelangen betreffen, maar ook meer ideëel getinte belangen. Met de actie kan worden opgekomen voor belangen die mensen rechtstreeks raken, of die mensen zich vanuit een bepaalde overtuiging hebben aangetrokken. Bij de meer ideëel getinte belangen doet het daarbij niet ter zake dat niet ieder lid van de samenleving evenveel waarde aan deze belangen hecht. Mogelijk is zelfs dat de belangen waarvoor men in de procedure wenst op te komen, in botsing komen met ideeën en opvattingen van andere groeperingen in de samenleving. Dit op zichzelf zal een collectieve actie niet in de weg staan. (….) Het hoeft niet te gaan om de belangen van een scherp te omlijnen groep anderen. Het kan ook gaan om de belangen van een onbepaalbare, zeer grote groep personen. (…)”en zie in gelijke zin ook: Gerechtshof Den Haag, ECLI:GHDHA:2018:2591, ro. 38). In welk opzicht de Stichting met deze procedure ook de belangen van wensouders, die dus (nog) geen kind van [gedaagde] hebben, behartigt, heeft de Stichting onvoldoende toegelicht. De voorzieningenrechter zal die belangen daarom aan de zijde van de Stichting niet in de beoordeling betrekken.