ECLI:NL:RBDHA:2023:5903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
22/4167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag omwisseling Pakistaans rijbewijs wegens valsheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023, in de zaak tussen eiser en de directie van de RDW, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omwisseling van zijn Pakistaanse rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs beoordeeld. De aanvraag werd afgewezen omdat het Pakistaanse rijbewijs ongeldig werd bevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan, waarbij verweerder zich baseerde op een deskundigenadvies van het Expertisecentrum Rijbewijzen. Dit advies concludeerde dat het rijbewijs vals was, wat door eiser niet voldoende werd weerlegd.

De rechtbank heeft de procesgang en de argumenten van beide partijen in overweging genomen. Eiser had geen concrete aanknopingspunten aangedragen om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het deskundigenadvies. Het door eiser overgelegde verificatiecertificaat kon niet aantonen dat het rijbewijs authentiek was. De rechtbank oordeelde dat verweerder aan zijn vergewisplicht had voldaan en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiser had ook geen argumenten aangedragen die erop wezen dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig waren in verhouding tot de doelen van de regelgeving.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om omwisseling van het rijbewijs standhield. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4167

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. S. van der Eijck),
en

de directie van de RDW, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schuring).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om omwisseling van zijn Pakistaanse rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 juni 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft een aanvraag gedaan om omwisseling van zijn Pakistaanse rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat zijn Pakistaanse rijbewijs ongeldig is. Bij het onderzoek van het aangeboden Pakistaanse rijbewijs heeft de BOA [1] van het Expertisecentrum Rijbewijzen geconcludeerd dat het rijbewijs vals is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser om omwisseling van zijn Pakistaanse rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft besloten de aanvraag van eiser om omwisseling van zijn rijbewijs af te wijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vergewisplicht
5.1
De rechtbank stelt voorop dat het proces-verbaal van de BOA van het Expertisecentrum Rijbewijzen van 6 april 2022 (het proces-verbaal) een deskundigenadvies is. Verweerder mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting volgt uit artikel 3:2 van de Awb. [2] Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. [3]
5.2
In het proces-verbaal staat – kort samengevat – dat het hele onderzochte document qua detaillering en gebruikte productie- en beveiligingstechnieken niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Punjab (Pakistan) afgegeven document van dit model. Het onderzochte document is volgens de verbalisant vals.
5.3
Eiser heeft enkel gesteld dat de vergewisplicht is geschonden, maar geen concrete aanknopingspunten als hiervoor onder 5.1 bedoeld aangevoerd. Het door eiser overgelegde verificatiecertificaat kan niet aan het proces-verbaal afdoen. Het verificatiecertificaat vermeldt namelijk niet waarom de bevindingen uit het proces-verbaal niet juist zijn. Voor zover het verificatiecertificaat als contra-expertise zou moeten worden aangemerkt, heeft verweerder in het verweerschrift terecht naar voren gebracht dat hieruit niet blijkt dat het over hetzelfde document gaat als eiser bij verweerder ter omwisseling heeft aangeboden. Het verificatiecertificaat kan daarom niet afdoen aan het proces-verbaal. Bij online verificatie van dit rijbewijsnummer, zoals eiser voorstelt, geldt eveneens dat niet vaststaat dat het rijbewijsnummer dat zou worden geverifieerd hetzelfde rijbewijs is als eiser bij verweerder ter omwisseling heeft aangeboden. Hiermee kan eiser de conclusies uit het proces-verbaal dus ook niet weerleggen. Dat de strafzaak tegen eiser is geseponeerd, betekent niet dat de valsheid van het door eiser overgelegde rijbewijs ook van tafel is. Uit het in beroep overgelegde sepot blijkt alleen dat er onvoldoende bewijs is om eiser te vervolgen voor het valselijk opmaken dan wel gebruiken van een geschrift bedoeld in artikel 255 Sr. [4] Het sepot zegt niets over het vals bevonden rijbewijs zelf. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aan zijn vergewisplicht voldaan en mocht verweerder het proces-verbaal dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.
Belangenafweging
6. Volgens artikel 46, tweede lid, onder a, van het Rr [5] dient het over te leggen rijbewijs op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen beslissingsruimte heeft om van de hiervoor genoemde bepaling af te wijken en dat er ook geen hardheidsclausule in de regelgeving is opgenomen.
Daargelaten de vraag of een evenredigheidstoets in dit geval aan de orde kan zijn, heeft eiser in bezwaar niet naar voren gebracht dat het besluit voor hem onevenredige gevolgen heeft en wat deze dan zijn. Dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb heeft gemaakt en het besluit op dit punt ondeugdelijk is gemotiveerd, zoals eiser heeft gesteld, volgt de rechtbank dan ook niet. Daarbij heeft verweerder zich in het verweerschrift en ter zitting op het standpunt gesteld dat de gevolgen voor eiser niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen, namelijk het voorkomen van mogelijk nadeel voor de verkeersveiligheid. Verweerder heeft er verder op gewezen dat niet is gebleken dat het voor eiser niet mogelijk zou zijn om in Nederland rijexamen te doen. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt en overweegt dat ook niet is gebleken dat de omstandigheden van eiser anders zijn dan die van anderen aan wie wordt tegengeworpen dat zij een ongeldig rijbewijs hebben overgelegd. Eerst ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat zijn belang er met name in is gelegen dat hij vindt dat hij ten onrechte van fraude is beschuldigd en dat hij daarvoor een excuus wil. Ook hierin heeft verweerder geen reden hoeven zien het besluit onevenredig te achten.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder op goede gronden heeft besloten de aanvraag van eiser om omwisseling van zijn rijbewijs af te wijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Buitengewoon Opsporingsambtenaar.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Dit volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Zie onder meer de uitspraak van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2388.
4.Wetboek van Strafrecht.
5.Reglement rijbewijzen.