ECLI:NL:RBDHA:2023:5894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
NL23.2641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en politieke overtuiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Egyptische man, een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, maar deze zijn allemaal afgewezen. In zijn vijfde aanvraag stelt hij te vrezen voor de autoriteiten in Egypte vanwege zijn politieke activiteiten tegen het regime en zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak op 10 maart 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft en dat zijn verklaringen over zijn homoseksualiteit tegenstrijdig en oppervlakkig zijn. Eiser heeft geen overtuigende uitleg gegeven voor zijn tegenstrijdige verklaringen over zijn privéleven en zijn relatie met zijn vrouw en kinderen in Egypte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in lijn met de geldende werkinstructies heeft gehandeld en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2641

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.M. Pot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 20 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Brinkman-Ramla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1967 en van Egyptische nationaliteit te zijn.
Hij heeft eerder zonder succes asielaanvragen ingediend op 26 juli 2017, 25 april 2018, 4 oktober 2018 en 7 november 2018. De hierop genomen besluiten staan in rechte vast.
2. Op 14 april 2021 heeft eiser zijn vijfde asielaanvraag ingediend. Eiser heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij in Egypte vreest voor de autoriteiten, omdat hij actief is tegen het Egyptische regime. Daarnaast stelt hij dat hij homoseksueel is en dat hij een relatie heeft met een Nederlandse man. Hij is gehuwd met een Egyptische vrouw, die samen met hun vijf dochters in Egypte verblijft.
3. Verweerder acht de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig. Verweerder neemt aan dat eiser tegen het Egyptische regime is, maar volgens verweerder is bij eiser geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging. Eiser heeft volgens verweerder ook niet aannemelijk gemaakt dat hem een politieke overtuiging wordt toegedicht. De vrees voor problemen bij terugkeer naar Egypte vanwege seksuele geaardheid of politieke overtuiging acht verweerder daarom niet aannemelijk.
4. Voor zover eiser in beroep heeft verzocht om zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op eisers zienswijze dat verweerder ten onrechte niet tevens afvalligheid als relevant element heeft aangemerkt. Verweerder heeft daarbij terecht vastgesteld dat uit eisers verklaringen tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet is af te leiden dat eiser zich als afvallige beschouwt. Dit is in beroep niet nader bestreden. Verweerder heeft de relevante elementen dan ook correct vastgesteld.
Politieke overtuiging
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij politiek actief is en om die reden bij terugkeer te vrezen heeft voor de Egyptische autoriteiten. Vooropgesteld moet worden dat in de eerste twee asielprocedures niet aannemelijk is geacht dat eiser lid is geweest van een politieke partij en in verband daarmee problemen zou hebben gehad. Ook nu heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij omwille van zijn politieke denkbeelden in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten staat of zal komen te staan. Verweerder heeft in het bestreden besluit over eisers gestelde politieke activiteiten overwogen dat eiser naar eigen zeggen niet langer politiek actief is en dat ook niet is gebleken dat hij politiek zeer actief is (geweest) op Facebook. Het YouTube-filmpje waarop eiser zich beroept ter onderbouwing van zijn gestelde politieke activiteiten is niet aan eiser te koppelen, omdat niet is gebleken dat eiser herkenbaar in beeld is of dat zijn naam wordt genoemd. Verder heeft verweerder terecht gewezen op eisers verklaring tijdens het gehoor opvolgende aanvraag dat hij geen politieke overtuiging heeft. Ook verwijst verweerder naar eisers verklaring dat hij afstand heeft genomen van de politiek en een hekel aan de politiek heeft gekregen. Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat eiser hier zonder plausibele uitleg op terug is gekomen in de correcties en aanvullingen.
Homoseksuele geaardheid
6. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder de werkinstructie (WI) 2019/17. Daarbij ligt in het algemeen het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. De rechtbank acht deze vaste gedragslijn niet onredelijk.
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiser in lijn met de WI 2019/17 heeft bevraagd en dat hij zijn oordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser gemotiveerd uiteen heeft gezet in het voornemen en in het bestreden besluit.
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder zijn homoseksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser verwijst hierbij naar zijn zienswijze en stelt dat hij de door hem afgelegde verklaringen daarin goed heeft uitgelegd. Verweerder is hier volgens eiser ten onrechte aan voorbij gegaan. Hij stelt dat hij nog in een denkproces zit en dat hij over dat proces zo inzichtelijk mogelijk heeft verklaard.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder gemotiveerd is ingegaan op eisers zienswijze. Voor zover eiser in zijn zienswijze de bij het gehoor afgelegde verklaringen heeft willen aanvullen en/of wijzigen, heeft verweerder in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat de zienswijze daar niet voor bedoeld is. Het is aan eiser om tijdens het gehoor uitgebreid en inzichtelijk te verklaren en om zo nodig voordat het voornemen wordt uitgebracht en onder een plausibele uitleg zijn verklaringen aan te vullen of te corrigeren.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser vage en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over zijn privéleven. Verweerder heeft gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat eiser zegt niet te weten of hij zijn echtgenote en kinderen naar Nederland zou willen laten nareizen en of hij van zijn echtgenote wil scheiden, terwijl hij anderzijds verklaart een toekomst te willen opbouwen met zijn gestelde Nederlandse partner. Verweerder mocht verwachten dat eiser, die stelt zijn leven radicaal anders te willen leiden, heeft nagedacht over de consequenties daarvan voor zijn huwelijk en zijn gezin in Egypte. Dat eiser dat niet heeft gedaan doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn gestelde homoseksualiteit. Verweerder heeft daarbij in aanmerking mogen nemen dat eiser inmiddels zijn vijfde asielaanvraag heeft gedaan en al langere tijd in Nederland verblijft.
11. Verweerder heeft eiser gemotiveerd tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij zijn homoseksuele geaardheid zegt te hebben geaccepteerd. Verweerder stelt terecht dat eiser geen uitleg heeft kunnen geven voor zijn tegenstrijdige verklaringen en geen inzicht heeft gegeven hoe zijn gestelde identiteitsgroei tot stand is gekomen.
12. Verweerder heeft ook gemotiveerd overwogen dat eiser summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde relatie met Ahmad in Egypte en over zijn gevoelens voor zijn gestelde huidige partner. Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van eiser, aangezien verweerder van eiser mag verwachten dat hij met gedetailleerde verklaringen inzicht kan geven in zijn eigen ervaringen en zijn persoonlijke beleving van zijn homoseksuele geaardheid.
13. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser in Nederland actief is binnen de LHBTI-gemeenschap. Ook heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken dat eiser meerdere ondersteunende verklaringen van derden heeft overgelegd. In het bestreden besluit is echter niet ten onrechte overwogen dat hiermee niet de vastgestelde tekortkomingen in eisers verklaringen worden gecompenseerd. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de meeste opstellers, zo ook de gestelde partner, afkomstig zijn uit het sociale netwerk van eiser en dus niet als objectief kunnen worden beschouwd. Sommige van de verklaringen zijn voor wat betreft de beschrijving van eisers seksuele gerichtheid tegenstrijdig aan elkaar. Voor zover met de verklaringen wordt onderbouwd dat eiser actief is in de LHBTI-gemeenschap in Nederland, wordt daarmee de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser nog niet aannemelijk gemaakt.
14. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser zijn homoseksualiteit niet aannemelijk heeft gemaakt.
Conclusie
15. Nu eisers asielmotieven niet aannemelijk zijn, heeft verweerder de opvolgende aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.