ECLI:NL:RBDHA:2023:5862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
NL23.9853
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en procedurele waarborgen in vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 24 april 2023, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 13 februari 2023 een asielaanvraag ingediend, die op 25 maart 2023 door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De staatssecretaris had eiser ook een inreisverbod opgelegd en de vrijheidsontnemende maatregel verlengd. De rechtbank heeft op 14 april 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met artikel 3.109 lid 7 van het Vreemdelingenbesluit (Vb) door eiser geen passend moment te bieden om zich voor te bereiden op het vervolg van de asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende gelegenheid heeft geboden voor voorbereiding op het nader gehoor, wat in strijd is met de procedurele waarborgen die aan vreemdelingen moeten worden geboden. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.

Daarnaast werd eiser een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegekend, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift had ingediend en aan de zitting had deelgenomen. De rechtbank benadrukte het belang van zorgvuldige voorbereiding en informatievoorziening in asielprocedures, vooral in het licht van de kwetsbaarheid van de betrokken vreemdelingen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9853

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Suurmeijer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 13 februari 2023 een asielaanvraag gedaan. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 25 maart 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De staatssecretaris heeft tevens bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en aan hem een inreisverbod opgelegd voor twee jaren. De staatssecretaris heeft voorts bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel van eiser met maximaal drie maanden wordt verlengd.
2. De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2023 op zitting behandeld, samen met de zaak NL23.9854. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
Het asielrelaas
4. Eiser stelt in 1999 of 2000 door zijn oom naar Nederland te zijn gebracht. Eiser heeft sindsdien niet rechtmatig in Nederland verbleven. De staatssecretaris had gepland om eiser op 15 februari 2023 uit te zetten naar Marokko. Eiser heeft op 13 februari 2023 een asielaanvraag ingediend.
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Zijn familieleden in Marokko zijn dit via zijn oom in Nederland te weten gekomen en zij accepteren eisers seksuele gerichtheid niet. Eiser vreest dat hij door zijn geaardheid en levensstijl problemen krijgt in Marokko.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Homoseksuele geaardheid.
7. De staatssecretaris vindt het eerste relevante element geloofwaardig en het tweede relevante element niet geloofwaardig. De staatssecretaris is van mening dat eisers verklaringen over zijn homoseksuele geaardheid op de thema’s privéleven, relaties en kennis van de situatie van LHBTI in Marokko en Nederland algemeen, summier en vaag zijn. De antwoorden van eiser geven geen inzicht in zijn persoonlijke of authentieke verhaal, ondanks herhaaldelijk doorvragen. Van eiser had dit wel verwacht mogen worden, nu hij stelt al sinds zijn jeugd te weten dat hij op mannen valt.
De voorbereiding van het bestreden besluit
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om na het aanmeldgehoor het nader gehoor voor te bereiden met zijn gemachtigde. Uit de berichten van de staatssecretaris werd voor de gemachtigde niet duidelijk dat zowel het (vervolg van) het aanmeldgehoor als het nader gehoor op dezelfde dag zouden plaatsvinden.
9. De staatssecretaris erkent in het bestreden besluit dat de procedure van eiser ‘niet de meest overzichtelijke’ is geweest. Doordat voor eiser geen rust- en voorbereidingstermijn geldt vanwege de opgelegde vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 59b van de Vw [1] , is er volgens de staatssecretaris echter een verschil met een normale spoor 4 procedure. De staatssecretaris vindt dat de gemachtigde voldoende gelegenheid heeft gekregen om het nader gehoor met eiser voor te bereiden. De staatssecretaris heeft de gemachtigde namelijk laten weten dat hij hiervoor tot en met 28 februari 2023 de tijd had.
10. De rechtbank stelt op basis van hetgeen eiser en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht allereerst het verloop van de procedure van eiser vast. Op 24 februari 2023 was een gehoor veilig land van herkomst gepland. Op 23 februari 2023 heeft de staatssecretaris laten weten dat eisers aanvraag in spoor 4 zou worden behandeld en dat het aanmeldgehoor zou plaatsvinden op 24 februari 2023 en het nader gehoor op 1 maart 2023. Het aanmeldgehoor van 24 februari 2023 is afgebroken wegens problemen met de tolk. De staatssecretaris heeft de gemachtigde van eiser op 26 februari 2023 per e-mail laten weten dat op 3 maart 2023 ‘een gehoor’ zou plaatsvinden. Blijkens de verslagen heeft op 3 maart 2023 van 9.45 uur tot 11.00 het aanmeldgehoor plaatsgevonden en van 11.00 uur tot 16.00 uur het nader gehoor.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat voor eiser geen rust- en voorbereidingstermijn geldt, omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van artikel 59b van de Vw [2] . Artikel 3.109, zevende lid, van het Vb [3] bepaalt dat indien geen rust- en voorbereidingstermijn wordt gegeven, wordt gewaarborgd dat de vreemdeling op een passend moment voorafgaand aan de aanvang van het onderzoek in de gelegenheid wordt gesteld om te worden voorgelicht over het vervolg van de asielprocedure en om zich op het vervolg van de asielprocedure en het nader gehoor voor te bereiden. In combinatie met de artikelen 3.110 van het Vb en 3.108d, zevende lid, van het Vb leest de rechtbank dit aldus dat de staatssecretaris de vreemdeling ná het aanmeldgehoor en voorafgaand aan het nader gehoor in de gelegenheid moet stellen om te worden voorgelicht over en zich voor te bereiden op het vervolg van de asielprocedure en het nader gehoor.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eiser hiertoe geen passend moment geboden. Niet is gebleken dat de staatssecretaris de gemachtigde van eiser expliciet heeft geïnformeerd over het feit dat zowel het aanmeldgehoor als het nader gehoor op 3 maart 2023 zou plaatsvinden. Bovendien heeft de staatssecretaris deze gehoren direct op elkaar laten aansluiten. De stelling van de staatssecretaris dat de gemachtigde van eiser wist dat hij tot en met 28 februari 2023 de tijd had om eiser voor te bereiden op het nader gehoor leidt niet tot een andere conclusie. Op 28 februari 2023 had immers nog geen (volledig) aanmeldgehoor plaatsgevonden, terwijl uit de e-mail van de staatssecretaris van 26 februari 2023 niet kan worden afgeleid dat het gehoor op 3 maart 2023 zowel een aanmeldgehoor als nader gehoor betreft. De beroepsgrond slaagt daarom. Wat verder is aangevoerd over de afwijzing van de asielaanvraag hoeft om die reden hier niet te worden besproken.
Ambtshalve toetsen verblijfsvergunning regulier
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet ambtshalve heeft getoetst of hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM [4] , gelet op artikel 3.6b en onder c van het Vb.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. Op grond van artikel 3.6a, derde lid, van het Vb kan, als de vreemdeling de eerste aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet binnen zes maanden na de eerste inreis in Nederland heeft ingediend, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd uitsluitend worden verleend op grond van artikel 3.6a, eerste lid en onder b van het Vb [5] . Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat de term ‘onverminderd’ in de aanhef van artikel 3.6b Vb betekent dat bij afwijzing van een eerste asielaanvraag de vereisten van artikel 3.6a Vb onverkort van toepassing zijn [6] . Naar het oordeel van de rechtbank ligt het niet in de rede dat in de situatie van eiser, waarbij sprake is van een eerste asielaanvraag die op grond van artikel 3.6a, derde lid, van het Vb niet voor ambtshalve toetsing op grond van artikel 8 van het EVRM in aanmerking komt, verweerder alsnog via artikel 3.6b van het Vb een beoordeling moet maken van artikel 8 van het EVRM. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris daarom terecht niet ambtshalve getoetst of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM.
Vrijheidsontnemende maatregel
15. Eiser voert aan dat de staatssecretaris het voortduren van de vreemdelingenbewaring te summier heeft gemotiveerd. De staatssecretaris heeft niet gemotiveerd welke grond vermeld in artikel 59b, derde lid, van de Vw op eiser van toepassing is en waarom.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het voortduren van de bewaring in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd. Uit het voornemen blijkt dat de bewaring met ten hoogste drie maanden wordt verlengd op grond van artikel 59b, derde lid en eerste lid, onder c, van de Vw. Bovendien heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, bij uitspraak van 10 maart 2023 het beroep tegen het besluit van 14 februari 2023 waarbij de staatssecretaris eiser de vrijheidsbenemende maatregel heeft opgelegd ongegrond verklaard [7] . Eiser heeft in de onderhavige procedure niets naar voren gebracht waaruit blijkt dat de bewaring inmiddels onrechtmatig is.
17. Ook ambtshalve is de rechtbank niet gebleken dat verlenging van de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder overweging 11 en 12 gehandeld in strijd met artikel 3.109, zevende lid, van het Vb en daarmee het bestreden besluit niet zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen, voor zover daarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen.
18.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De staatssecretaris zal voorafgaand aan het nieuw te nemen besluit (opnieuw) een nader gehoor moeten afnemen. Daarbij moet hij eiser conform artikel 3.109, zevende lid, van het Vb in de gelegenheid stellen op een passend moment voorafgaand aan het onderzoek te worden voorgelicht over het vervolg van de asielprocedure en op het vervolg van de asielprocedure en het nader gehoor.
18.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 maart 2023, voor zover daarbij de asielaanvraag van eiser is afgewezen;
- draagt de staatssecretaris op in zoverre een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Zie artikel 3.109, zesde lid en onder c, van het Vreemdelingenbesluit
3.Vreemdelingenbesluit
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5.Onder de beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden aan de vreemdeling die slachtoffer-aangever, slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel
6.De uitspraak van 28 maart 2019, ECI:NL:RVS:2019:973
7.Zaaknummer NL23.5487