Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
De Staat der Nederlanden, namens deze het
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, meer in het bijzonder de
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek van werknemer en het verweer van NVWA
4.De beoordeling
op zichzelf genomeneen voldoende dringende reden is voor ontslag op staande voet. Dat betekent dat hetgeen in december 2021 is voorgevallen, de aanhouding van werknemer op verdenking van een strafbaar feit, hetgeen heeft geleid tot op non-actiefstelling van werknemer, niet meer meegenomen mag of kan worden in die beoordeling.
schadevergoedingvan artikel 7:677 lid 4 BW. Doordat NVWA verplicht wordt met betrekking tot de betreffende periode aan werknemer een bedrag van € 7.352,63 bruto te betalen, lijdt werknemer deze vorm van schade niet (langer). Het tweede element is dat de werkgeverslasten, met uitzondering van wellicht de pensioenpremie, waarop de kantonrechter later terugkomt, geen schade voor werknemer is, omdat het, zoals werknemer zelf stelt,
werkgeverslasten zijn, die NVWA als werkgever aan de betreffende instanties en bij voortduring van het dienstverband had moeten afdragen. Het feit dat NVWA hiertoe niet langer verplicht is, betekent niet dat werknemer dit ‘voordeel’ voor NVWA in de vorm van schadevergoeding zou moeten toekomen.
5.De beslissing
griffierecht € 693,00;
salaris gemachtigde € 498,00;
en bepaalt dat dit bedrag binnen veertien dagen na betekening van de beschikking moet zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;