ECLI:NL:RBDHA:2023:585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/09/639354 KG ZA 22-1086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medewerking aan verkoop van een gemeenschappelijk woning in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2023, is een kort geding aan de orde waarin de vrouw, eiseres, verzoekt om medewerking van de man, gedaagde, aan de verkoop van een gemeenschappelijk woning. De vrouw heeft de woning verlaten na de breuk van hun relatie medio 2022 en verblijft met hun minderjarige dochter elders. De man woont nog in de woning met zijn dochter uit een eerdere relatie. De vrouw stelt dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop van de woning, terwijl de man zich verzet tegen de verkoop en de woning aan zichzelf wil toebedelen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de vrouw afgewezen, omdat het gevorderde zich niet leent voor toewijzing in een kort geding. De voorzieningenrechter oordeelt dat een definitieve verdeling van onroerend goed niet kan worden beslist in een kort geding en dat de vrouw een bodemprocedure moet starten om tot een verdeling van de woning te komen. De voorzieningenrechter heeft de man aangespoord om actief op zoek te gaan naar financiering voor de woning en heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/639354 KG ZA 22-1086
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 9 januari 2023
in de zaak van
[de vrouw]te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. N. Çiçek te Den Haag ,
tegen:
[de man]te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G. Alkilic te Den Haag .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’.
Aanwezig is mr. S.J. Hoekstra-van Vliet, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen, vergezeld van hun advocaten.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Partijen hebben met elkaar samengewoond in de woning aan de [adres] [plaats] (hierna: de woning). De woning is gemeenschappelijk eigendom van partijen. De relatie tussen partijen is medio 2022 verbroken. De vrouw heeft toen samen met de nog minderjarige dochter van partijen de woning verlaten. Zij verblijven thans elders. De man woont thans met zijn nog minderjarige dochter (geboren uit een eerdere relatie) in de woning. Er loopt een door de vrouw gestarte procedure tussen partijen bij team Familie van deze rechtbank. De man heeft het door hem in die procedure gedane zelfstandige verzoek tot verdeling van de woning ingetrokken. Geen van partijen is daarna een bodemprocedure gestart tot verdeling van de woning.
1.2.
Tussen partijen is in geschil of de woning verkocht moet worden, zoals de vrouw wenst. De vrouw stelt daar om meerdere redenen een spoedeisend belang bij te hebben. De man wil niet dat de woning nu wordt verkocht. Hij stelt dat hij de woning toegedeeld wil krijgen en hij wil tijd om na te gaan of hij hiervoor financiering kan verkrijgen.
1.3.
De vrouw vordert in deze procedure – zakelijk weergegeven – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen om binnen een week na dagtekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning, waarbij onder medewerking mede dient te worden verstaan het ondertekenen van de verkoopopdracht aan een makelaar, het ondertekenen van de verkoopovereenkomst, het ondertekenen van de akte van levering en het verrichten van overige handelingen die noodzakelijk zijn voor de verkoop en levering van de woning aan een derde. De vrouw vordert voorts om, indien de man nalaat om hieraan zijn medewerking te verlenen, aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om namens de man voormelde rechtshandelingen te verrichten, dan wel om een zodanig vonnis te wijzen als de voorzieningenrechter redelijk acht.
1.4.
De man voert verweer tegen het gevorderde. Hij voert kort gezegd aan dat het gevorderde zich niet leent voor toewijzing in een kort geding.
1.5.
De voorzieningenrechter volgt de man in dat verweer. In dit geding is geen plaats voor toewijzing van het gevorderde. De wens van de vrouw om tot een spoedige verkoop van de woning te komen is weliswaar op zich begrijpelijk, maar in een kort geding zijn vorderingen zoals door de vrouw ingesteld alleen toewijsbaar als de (wijze van) verdeling van de woning al gerechtelijk is vastgesteld of als partijen daarover zelf overeenstemming hebben bereikt en vervolgens nakoming wordt gevorderd. Dit is niet mogelijk in het geval als het onderhavige, waarin die situaties zich niet voordoen. Dan is het voeren van een bodemprocedure de geëigende weg, zo blijkt uit jurisprudentie van het Gerechtshof Den Haag (zie onder meer ECLI:NL:GHDHA:2019:3213), waarin het Hof heeft overwogen dat
“een procedure in kort geding zich er niet voor leent om te komen tot verdeling van onroerend goed. (…) Het is naar het oordeel van het hof niet aan de voorzieningenrechter om in het kader van een ordemaatregel definitief te verdelen. De geëigende weg hiertoe is die van een bodemprocedure. (…) Het als ordemaatregel bevelen van de verkoop en levering van een gemeenschappelijk goed aan een derde is de facto een wijze van verdelen als bedoeld in art.3:185 BW. (…) Een zodanige definitieve en ingrijpende beslissing kan niet als een (voorlopige) ordemaatregel worden genomen.”
1.6.
Het ligt dus op de weg van de vrouw om zo spoedig mogelijk een bodemprocedure te starten als zij tot verdeling van de woning wenst te komen. De voorzieningenrechter geeft de man daarbij mee dat het op zijn weg ligt om zo spoedig mogelijk actief op zoek te gaan naar een financiering om de woning toegedeeld te krijgen en er rekening mee te houden dat hij in dat geval ook de helft van de overwaarde aan de vrouw zal moeten uitkeren. Snelle duidelijkheid is in het belang van beide partijen. Immers, niet alleen de vrouw, maar ook de man loopt het risico dat, als die financiering niet lukt en de woning alsnog verkocht zal moeten worden, de woning minder waard zal zijn. Het is dus aangewezen dat de man, als hij in de loop van de bodemprocedure voorziet dat het hem niet lukt om de woning toegedeeld te krijgen, hij zo spoedig mogelijk met de vrouw in overleg treedt over de verkoop van de woning.
1.7.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het gevorderde in dit kort geding worden afgewezen. In de familierechtelijke aard van dit geschil, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.A.E. Scheers mr. S.J. Hoekstra-van Vliet