Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De gronden van de beslissing
“een procedure in kort geding zich er niet voor leent om te komen tot verdeling van onroerend goed. (…) Het is naar het oordeel van het hof niet aan de voorzieningenrechter om in het kader van een ordemaatregel definitief te verdelen. De geëigende weg hiertoe is die van een bodemprocedure. (…) Het als ordemaatregel bevelen van de verkoop en levering van een gemeenschappelijk goed aan een derde is de facto een wijze van verdelen als bedoeld in art.3:185 BW. (…) Een zodanige definitieve en ingrijpende beslissing kan niet als een (voorlopige) ordemaatregel worden genomen.”