ECLI:NL:RBDHA:2023:5848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekken beroep inzake ongeldigverklaring rijbewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. I.L. Ortelee, en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, vertegenwoordigd door mr. S. Sheikchote. De zaak betreft de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoekster, die op 11 november 2020 door verweerder is vastgesteld, met ingang van 18 november 2020. Verzoekster heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het besluit van 17 maart 2021. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 12 april 2022 was verzoekster aanwezig met haar gemachtigde, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen. Op 20 juli 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.674,- voor rechtsbijstand en € 14,90 voor reiskosten, met een totaal van € 1.688,90. Tevens is verweerder verplicht om het griffierecht van € 181,- te vergoeden aan verzoekster. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.