ECLI:NL:RBDHA:2023:5804

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4644
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na medisch onderzoek en de rol van politie in de besluitvorming

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De ongeldigverklaring volgde op een medisch onderzoek dat was opgelegd naar aanleiding van een melding van de politie over de rijvaardigheid van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op 17 december 2021 melding heeft gemaakt van het vermoeden dat eiser niet over de vereiste rijvaardigheid beschikt, wat leidde tot een medisch onderzoek. Eiser heeft zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen op basis van de resultaten van dit onderzoek, waaruit bleek dat hij niet rijgeschikt was. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de politie onbevoegd heeft gehandeld door de mededeling aan het CBR te doen, maar de rechtbank oordeelt dat deze kwestie eerder aan de orde had moeten worden gesteld in een beroep tegen het besluit van 31 januari 2022, waarin het medisch onderzoek werd opgelegd. De rechtbank concludeert dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs is gebaseerd op een medisch rapport en niet op de politiemededeling. Eiser heeft geen medische rapportage overgelegd die de conclusie van de keurend arts zou kunnen betwisten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiser kan in de toekomst een nieuw medisch onderzoek aanvragen, maar dat valt buiten de beoordeling van deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4644 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 juli 2022 (het bestreden besluit), waarbij zijn bezwaar tegen het besluit van 13 juni 2022 (het primaire besluit) - waarbij eisers rijbewijs ongeldig is verklaard - (kennelijk) ongegrond is verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2023. Eiser is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
De politie, eenheid Den Haag, heeft verweerder op 17 december 2021 mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid op niet aan alcohol gerelateerde feiten en omstandigheden.
Op 16 december 2021 is de politie afgegaan op een melding van een ongeval/onwel geworden persoon. Na een gesprek met omwonenden en het volgen van een bloedspoor is de politie naar de woning van eiser gegaan en heeft eiser thuis aangetroffen. Eiser zag er beschonken uit, zijn ogen waren waterig en stonden niet helder en hij was bebloed. Hij vertelde dat hij van zijn balkon op de eerste etage naar beneden was gevallen, maar hij wist niet hoe dit kon gebeuren. De politie heeft vermeld dat de woning verpauperd was. Eiser heeft desgevraagd verteld, volgens de politie met een dubbele tong, dat hij een paar wijntjes had gedronken maar niet dronken was. Eiser is naar het ziekenhuis overgebracht. De politie had de indruk dat eiser aan PTSS lijdt en zorgmijder is. De politie heeft in de systemen gelezen dat eiser in januari 2018 was gepakt voor rijden onder invloed.
1.2.
Bij besluit van 31 januari 2022 heeft verweerder, naar aanleiding van de mededeling van de politie, eiser een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid opgelegd, omdat er aanwijzingen zijn dat eiser geestelijk en of lichamelijk niet goed functioneert. Voorts wordt eisers rijbewijs geschorst (in elk geval tot de uitslag van het onderzoek).
Bij besluit van 28 maart 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 januari 2022 ongegrond verklaard. In het besluit van 28 maart 2022 heeft verweerder opgemerkt dat de werkwijze van de politie niet binnen het toetsingskader van dit besluit valt en daarom niet wordt meegenomen in de besluitvorming. Indien eiser zich onjuist behandeld voelt door de politie, kan hij zich tot de politie richten.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Eiser is 9 april 2022 onderzocht door psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing en arts R.M. Boekema, waarvan een rapportage is uitgebracht aan verweerder. De uitslag van het laboratoriumonderzoek was normaal. Er zijn onvoldoende aanwijzingen aanwezig om te kunnen concluderen dat ten tijde van de gebeurtenis op 16 december 2021 sprake was van een stoornis in alcoholgebruik volgens de DSM-5. Op basis van alle relevante gegevens kan wel de diagnose alcoholmisbruik worden gesteld. Uit onderzoek is gebleken dat eiser eenmaal eerder is aangehouden voor rijden onder invloed van alcohol, dat hij hiervoor een geldboete opgelegd heeft gekregen en dat hij een EMA-cursus heeft moeten volgen.
Volgens aanvullende gegevens van de huisarts was eiser een zorgmijder en niet therapietrouw. Er wordt verschillende keren melding gemaakt van (zorgen over) overmatig alcoholgebruik van eiser. Er is een vermoeden van PTSS-klachten. Eisers mededeling dat hij
in het jaar voorafgaande aan het ongeval 2-3 AE wijn per dag dronk, wordt gezien als onderrapportage van het gebruik, hetgeen een aanwijzing is voor alcoholmisbruik.
De psychiater acht het aannemelijk dat bij eiser het alcoholmisbruik sinds ongeveer
1 maart 2022 is gestopt.
2.2.
Bij brief van 24 mei 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld wat de uitslag van het onderzoek is en dat daaruit blijkt dat eiser op dat moment niet rijgeschikt is. Voorts is meegedeeld dat eiser een tweede onderzoek kan aanvragen als hij het niet eens is met de resultaten van het eerste onderzoek.
2.3.
Verweerder heeft bij het gehandhaafde primaire besluit, naar aanleiding van de uitslag van het eerste onderzoek, het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. Vermeld is dat eiser geen tweede onderzoek heeft aangevraagd.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hetgeen eiser aanvoert is gericht tegen de mededeling van de politie [1] . Het primaire besluit is echter genomen op basis van het medisch rapport. Eiser geeft alleen zijn eigen mening dat geen sprake is van alcoholmisbruik. Er is geen tweede onderzoek aangevraagd. Evenmin is een medische rapportage overgelegd op grond waarvan zou blijken dat de conclusie van de keurend arts onjuist zou zijn. Het onderzoek van de keurend arts is zorgvuldig en correct uitgevoerd. Verweerder deelt mee dat artikel 27 van de Regeling maatregelen dwingendrechtelijk van aard is, voor een belangenafweging is geen ruimte. Dat eiser een rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als vrachtwagenchauffeur kan daarom niet tot een ander besluit leiden. Eiser kan omstreeks 1 maart 2023 een Gezondheidsverklaringsprocedure starten.
4. Eiser heeft aangevoerd dat hij begrijpt dat de politie indien nodig bij hem langsgaat. Maar de politie is onbevoegd te werk gegaan en had niet het recht om een mededeling te sturen aan verweerder. Men komt in zijn woning, ziet een fles wijn staan en trekt de conclusie dat hij een alcoholprobleem heeft. Eiser is het daar niet mee eens, het gaat om een privé-situatie.
Het oordeel van de rechtbank
5.1.
De rechtbank begrijpt dat eiser het er vooral niet mee eens is dat de politie de mededeling aan verweerder heeft gestuurd. Maar de vraag of de politie die mededeling had mogen doen en of verweerder eiser daarom een medisch onderzoek heeft mogen opleggen, had eiser eerder aan de orde moeten stellen in een beroep tegen het besluit van
31 januari 2022. In dat besluit, waarin aan eiser een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid werd opgelegd, is vermeld dat eiser, als hij het niet eens is met deze beslissing, in beroep kan gaan bij de bestuursrechter van deze rechtbank. Eiser heeft dat niet gedaan. Het beoordelen van de mededeling van de politie is dan ook een gepasseerd station.
5.2.
Het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs is gebaseerd op een medisch rapport van een keurend arts en niet op de politiemededeling. De keurend arts die nu een rapport heeft uitgebracht mocht, zoals verweerder heeft gezegd, van de juistheid van de in het besluit van 31 januari 2022 opgenomen gegevens uitgaan. Eiser heeft gezegd dat er geen sprake is (geweest) van alcoholmisbruik, maar hij heeft in bezwaar of nu in beroep geen medische rapportage of informatie ingediend op grond waarvan aan het rapport van de keurend arts kan worden getwijfeld. Dit betekent dat verweerder heeft mogen concluderen dat eiser niet geschikt is om te rijden en dat zijn rijbewijs daarom ongeldig moest worden verklaard. De rechtbank kan daarom niet beslissen dat eiser zijn rijbewijs moet terugkrijgen.
5.3.
Ter zitting is besproken dat eiser is uitgenodigd voor nieuw medisch onderzoek op
22 april 2023, omdat de recidiefvrije periode van één jaar dan is verstreken. Mogelijk kan dit leiden tot afgifte van een rijbewijs aan eiser. Dit betreft echter een nieuwe procedure, die hier niet ter beoordeling staat.
Eiser heeft meegedeeld dat hij geen alcohol meer drinkt. De rechtbank vindt dit zeer prijzenswaardig.
6. Het beroep is ongegrond. Het verzoek van eiser ter zitting om verweerder met toepassing van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door hem gestelde geleden schade, zoals de kosten van het bloed- en het medisch onderzoek, wordt om die reden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling (door eiser is vergoeding gevraagd van de kosten van een advocaat) bestaat geen aanleiding. Dit geldt ook voor de door eiser gevraagde vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Ingevolge artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)