ECLI:NL:RBDHA:2023:5789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.7324
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Britse vreemdeling wegens onvoldoende bewijs van onveiligheid in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Britse vreemdeling. De eiser, geboren in 1959, had op 5 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had met criminelen in zijn omgeving, wat hem dwong om te verhuizen en zelfs op straat te leven. Hij verliet het Verenigd Koninkrijk nadat hij ontdekte dat zijn telefoon was gehackt en criminelen op de hoogte waren van zijn plannen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 4 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen met criminelen geloofwaardig waren, maar dat hij niet had aangetoond dat het Verenigd Koninkrijk niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende inspanningen had verricht om bescherming van de Britse autoriteiten te vragen, en dat hij niet had aangetoond dat hij geen toegang had tot de bescherming die de autoriteiten konden bieden.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7324

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

ProcesverloopBij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijdafgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend (zaak NL23.7325).
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek, op 4 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is A.M. Korts verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 5 en 12 april 2023 heeft eiser nadere stukken overgelegd.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1959 en heeft de Britse nationaliteit. Hij heeft op 5 januari 2023 een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft gehad met criminelen die in zijn buurt woonden. Hierdoor heeft hij noodgedwongen steeds moeten verhuizen en heeft hij ook op straat geleefd. Toen hij erachter kwam dat zijn telefoon gehackt was en zich realiseerde dat de criminelen wisten waar hij naartoe wilde gaan, heeft hij het land verlaten.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. [2] De verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst evenals over de problemen met zijn (criminele) buren heeft verweerder geloofwaardig gevonden. Verweerder beschouwt het Verenigd Koninkrijk echter als een veilig land van herkomst. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie, het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en daarom in zijn geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat, indien zich problemen voordoen in het Verenigd Koninkrijk, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in te roepen. Verweerder stelt dat eiser de mogelijkheid heeft om aangifte te doen of een klacht in te dienen. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan. Ook heeft eiser geen bescherming gevraagd bij de hogere autoriteiten. Volgens verweerder heeft eiser dan ook onvoldoende inspanningen verricht die wel van hem mogen worden verwacht.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert aan dat het Verenigd Koninkrijk voor hem geen veilig land van herkomst is, omdat de politie en justitie hem niet willen beschermen. Eiser heeft zich tot de autoriteiten (de Greater Manchester Police) gewend voor bescherming, maar heeft geen bescherming gekregen. Ook de hogere autoriteiten beschermen burgers niet. Er zijn getuigenbeschermingsprogramma’s, maar daarin is eiser niet opgenomen. Eiser vreest bij terugkeer dakloos te worden vanwege een gebrek aan bescherming of opvang en opnieuw door criminelen te worden opgespoord. Eiser stelt dat sprake is van vervolging en ernstige schade bij terugkeer, waardoor hij in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel. In beroep overlegt eiser nog bank en creditcard afschriften, een kopie van een Mensa lidmaatschapskaart, een schermafbeelding met persoonsgegevens van Booking.com en een schermafbeelding van een campingreservering.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of het beroep van eiser ontvankelijk is. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verschoonbaarheid van de late indiening van de beroepsgronden
4.1.
Op 10 maart 2023 heeft eiser beroep ingesteld. Het beroepschrift bevat echter niet de gronden van het beroep. Bij bericht van 14 maart 2023 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser op het verzuim gewezen en verzocht dit uiterlijk binnen vijf werkdagen, op 21 maart 2023, te herstellen. In dit bericht staat vermeld dat de rechtbank het beroepschrift niet-ontvankelijk kan verklaren, als dit niet of niet op tijd gebeurt. [3] De gegeven termijn is verstreken zonder dat de gronden van beroep zijn ingediend. Pas op 22 maart 2023 heeft eiser zijn beroepsgronden ingediend.
4.2.
In artikel 8 van het Besluit elektronisch procederen is bepaald dat, als op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn voor indiening van een bericht een niet aan hem toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot het aangewezen digitale systeem voor gegevensverwerking, een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar is als het bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken van een verschoonbare reden voor het overschrijden van de termijn. Uit de stukken die eiser na de zitting heeft overgelegd, blijkt dat inderdaad sprake is geweest van een verstoring van het digitale systeem van de rechtspraak op 21 maart 2023. [4] Het Rechtspraak Service Centrum heeft in een bericht aan de gemachtigde van eiser bevestigd dat sprake was van een verstoring en verwezen naar de onderhoud- en storingspagina. Op deze pagina staat dat er onderhoud was aan Mijn Rechtspraak, Aansluitpunt Rechtspraak en het digitale loket Rechtspraak-formulieren van 21 maart 2023, 20.00 uur tot 22 maart 2023, 16.25 uur. Deze verstoring, waaronder onderhoud aan het digitale systeem van de rechtspraak is begrepen, is niet aan eiser toerekenbaar. Bovendien heeft de verstoring plaatsgevonden op de laatste dag van de voor eiser geldende termijn en heeft eiser de eerstvolgende dag de gronden van het beroep alsnog ingediend.
4.4.
Gelet op het voorgaande, verklaart de rechtbank het beroep ontvankelijk.
Veilig land van herkomst
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat de Britse autoriteiten niet bereid zijn om hem te helpen. Hoewel de politie eiser niet heeft geholpen met het verkrijgen van nieuwe huisvesting vanwege zijn problemen met criminelen, heeft de politie hem wel verwezen naar de gemeente voor huisvesting. Eiser heeft niet verklaard dat hij bij de politie aangifte heeft gedaan tegen de criminelen die nog altijd naar hem op zoek zijn. Dat de politie hem niet wil helpen, heeft eiser ook niet met stukken onderbouwd. Verder heeft eiser niet verklaard dat hij heeft geklaagd bij de hogere autoriteiten. De omstandigheid dat eiser hierin bij voorbaat geen heil ziet, omdat de hogere autoriteiten burgers niet zouden helpen en hem niet opgenomen hebben in een getuigenbeschermingsprogramma, maakt nog niet dat de hogere autoriteiten niet bereid zijn hem te helpen. Hiertoe is van belang dat uit eisers verklaringen niet naar voren komt dat hij zich tot deze autoriteiten heeft gewend.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
3.Dit is neergelegd in artikel 6:6, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Eiser heeft twee schermafbeeldingen van een probleem met rechtspraak.nl op 21 maart 2023 om 23.59 uur en op 22 maart 2023 om 00.30 uur en berichten tussen zijn gemachtigde en het Rechtspraak Service Centrum van 12 april 2023 overgelegd.