ECLI:NL:RBDHA:2023:5789
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Britse vreemdeling wegens onvoldoende bewijs van onveiligheid in het Verenigd Koninkrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Britse vreemdeling. De eiser, geboren in 1959, had op 5 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, waarin hij stelde dat hij problemen had met criminelen in zijn omgeving, wat hem dwong om te verhuizen en zelfs op straat te leven. Hij verliet het Verenigd Koninkrijk nadat hij ontdekte dat zijn telefoon was gehackt en criminelen op de hoogte waren van zijn plannen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 4 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de problemen met criminelen geloofwaardig waren, maar dat hij niet had aangetoond dat het Verenigd Koninkrijk niet als veilig land van herkomst kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende inspanningen had verricht om bescherming van de Britse autoriteiten te vragen, en dat hij niet had aangetoond dat hij geen toegang had tot de bescherming die de autoriteiten konden bieden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van griffier J.C. de Grauw. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.