Uitspraak
1.De procedure
2.De beoordeling van het verzoek
geplaatst voor wat betreft de goede trouw ten aanzien van het ontstaan daarvan. Dit is onder meer het geval bij de schuld aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van € 1.380,- (na verhoging € 1.400,-). Deze schuld ziet op een strafbeschikking wegens diefstal in de periode van 1 februari 2020 tot en met 9 september 2020. Uit de overgelegde stukken blijkt dat verzoeker af en toe een autopoetsklus had in een garagebedrijf en dat hij driemaal geld heeft weggenomen uit de portemonnee van de eigenaar van het garagebedrijf. Verzoeker heeft ter zitting aangegeven dat dit een wanhoopsdaad betrof, voortgekomen uit stress, de schuldenproblematiek en een ernstig scooterongeluk.
lijn en zijn de omstandigheden die tot de financiële problemen hebben geleid op dit moment afdoende onder controle. Verzoeker heeft zijn ondernemingen gestaakt en zal geen nieuwe onderneming meer starten. Verzoeker en zijn partner hebben begeleiding via Sociaal Team van de gemeente [X]. Gelet hierop is voldoende aannemelijk dat verzoeker de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan van zijn schulden onder controle heeft. Verzoeker is zich bewust van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en is voldoende gemotiveerd en in staat die verplichtingen na te komen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank met toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet het verzoek zal toewijzen.