ECLI:NL:RBDHA:2023:5776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.10097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel was opgelegd op 29 maart 2023 en is op 12 april 2023 opgeheven. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 14 april 2023 gesloten na indiening van de gronden van het beroep door eiser op 7 april 2023 en een verweerschrift door verweerder op 12 april 2023.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6 van de Vreemdelingenwet een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, verplicht kan worden om zich op te houden in een door de grensbewaking aangewezen ruimte. De beoordeling in deze zaak beperkt zich tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel is opgeheven. Eiser stelt dat er geen rechterlijke toets heeft plaatsgevonden en dat hij niet op de hoogte is gesteld van de maatregel. De rechtbank concludeert echter dat er wel degelijk een rechterlijke toets heeft plaatsgevonden en dat eiser op de hoogte was van de maatregel.

De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was tot het moment van opheffing. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10097

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.B. van Twist),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2023 is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede juncto het zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De maatregel is op 12 april 2023 opgeheven.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk af te doen. Eiser heeft op 7 april 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 12 april 2023
een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2023 het onderzoek
gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser voert aan dat er nooit een rechterlijke toets heeft plaatsgehad. Daarnaast stelt eiser dat hij nooit bericht heeft gehad van de oplegging, respectievelijk de omzetting van de bewaringsmaatregel. Tot slot voert eiser aan dat hij er psychisch ziek van is dat hij niet naar Georgië mag vertrekken.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Uit de stukken blijkt dat de rechtbank het beroep tegen de eerste maatregel van 28 januari 2023 ongegrond heeft verklaard bij uitspraak van 17 februari 2023, zodat er wel sprake is van een rechterlijke toetsing. Verder blijkt uit de maatregel dat de beschikking waarbij de grondslag van de maatregel is omgezet aan eiser is uitgereikt en dat hij heeft verklaard de beschikking te begrijpen. Tot slot oordeelt de rechtbank dat verweerder terecht het vertrek naar Georgië niet heeft gefaciliteerd, omdat niet is komen vast te staan dat eiser zich in Georgië mag vestigen.
Conclusie
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van de opheffing daarvan onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.