ECLI:NL:RBDHA:2023:5774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.10172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in het kader van asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiseres was opgelegd op basis van artikel 6 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. van Twillert, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 31 maart 2023 de maatregel had opgelegd. De maatregel werd opgeheven op 6 april 2023, maar eiseres verzocht om schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van kracht was geweest.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel rechtmatig was opgelegd, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die een lichtere maatregel rechtvaardigden. Eiseres had aangevoerd dat haar asielverzoek niet in de grensprocedure had mogen worden afgedaan en dat de maatregel niet correct was gemotiveerd. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel was opgelegd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zorgvuldig had gehandeld en dat er geen onrechtmatigheid was vastgesteld in de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Froma, en is openbaar gemaakt op 21 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10172

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2023 (het bestreden besluit) is aan eiseres met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 6 april 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk af te doen. Eiseres heeft op 11 april 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 13 april 2023
een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft vervolgens op 13 april 2023 nadere gronden ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseres schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4.
Eiseres voert aan dat maatregel op grond van artikel 4.6 Vb (de loungemaatregel) niet in het dossier is opgenomen en dat daarom niet gecontroleerd kan worden of de maatregel daadwerkelijk is genomen, juist is gemotiveerd en op de juiste wijze is uitgereikt. Daarnaast voert eiseres aan dat haar asielverzoek niet in de grensprocedure afgedaan had mogen worden. Eiseres behoort namelijk tot een religieuze minderheidsgroep en heeft een gedocumenteerde aanvraag gedaan. Verder voert eiseres aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichtere maatregel, omdat zij aangaf schizofreen te zijn. Verweerder had daar ook op moeten doorvragen. Tot slot voert eiseres aan dat de vrijheidsontnemende maatregel direct na het aanmeldgehoor opgeheven had moeten worden. Verweerder heeft volgens eiseres onvoldoende voortvarend gehandeld.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank stelt vast dat de loungemaatregel niet in het digitale dossier is opgenomen, maar wel wordt genoemd in het proces-verbaal van bevindingen bij de asielaanvraag. Uit dat proces-verbaal blijkt dat de maatregel op 30 maart 2023, omstreeks 21:15, is uitgereikt vanwege het tijdstip van de asielaanvraag. Verweerder stelt dat de afdeling Asielzaken namelijk om 21:30 uur sluit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende motivering gegeven. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal.
7. Verder vergt volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [1] het grensbewakingsbelang in het geval een asielverzoek aan de grens wordt gedaan in beginsel steeds het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel, omdat een minder dwingende maatregel tot gevolg heeft dat toegang tot Nederland wordt verkregen. Niet gebleken is dat in het geval van eiseres sprake was van zeer bijzondere feiten of omstandigheden op grond waarvan hiervan diende te worden afgeweken. Weliswaar gaf eiseres aan schizofrenie te hebben, maar zij gaf daarnaast aan geen problemen te hebben met de inbewaringstelling. Verder is eiseres op 5 april 2023 naar aanleiding van het aanmeldgehoor door een psychiater gezien en deze heeft niet aangegeven dat eiseres detentieongeschikt is. De volgende dag heeft verweerder, mede op grond van de medische situatie van eiseres de maatregel opgeheven. Verweerder heeft daarmee de signalen van eiseres over haar medische situatie serieus genomen en blijk gegeven van een actieve houding, in lijn met de jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter. [2] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook op goede gronden afgezien van het opleggen van een lichter middel.
8. Daarnaast hoeft verweerder ingevolge de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 3 juni 2016 [3] bij toepassing van de grensprocedure niet reeds bij het opleggen van de maatregel een pré-toets te verrichten naar de inwilligbaarheid van het asielverzoek. Verweerder dient een redelijke termijn te worden gegund om onderzoek te verrichten naar het asielverzoek van de vreemdeling en naar de vraag of dit verzoek zich leent voor afdoening in de grensprocedure. Daarbij wordt de beslissing hierover in beginsel genomen na het nader gehoor, omdat dan alle relevante feiten bekend zijn. Daarnaast kan verweerder bijvoorbeeld onderzoeken of sprake is van tegenstrijdigheden in het relaas, van een veilig derde land of van een mogelijke Dublinclaim.
9. De omstandigheid dat eiseres tot een religieuze minderheidsgroep behoort die verweerder tot een risicogroep heeft aangemerkt en direct te kennen heeft gegeven asiel te willen aanvragen, betekent niet dat verweerder niet in de gelegenheid mocht worden gesteld om een onderzoek als hiervoor bedoeld te verrichten.
10. Uit paragraaf C1/2.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt verder dat verweerder gedurende de behandeling van het asielverzoek in de grensprocedure voortdurend dient af te wegen of het asielverzoek zich nog steeds leent voor afdoening in de grensprocedure. Of verweerder die beoordeling voldoende voortvarend ter hand heeft genomen, kan slechts terughoudend worden getoetst in deze procedure.
11. Eiseres heeft op 31 maart 2023 een asielaanvraag ingediend en is op diezelfde datum opgenomen in de grensprocedure. Op 3 april 2023 heeft het aanmeldgehoor plaatsgevonden, en met ingang van 6 april 2023 is de vrijheidsontnemende maatregel opgeheven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee een juiste invulling gegeven aan de verplichting voortdurend af te wegen of de asielaanvraag zich nog steeds leent voor afdoening in de grensprocedure. Hiermee heeft verweerder zorgvuldig en voldoende voortvarend gehandeld.
Conclusie
12. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 22 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6799.
3.Afdeling, ECLI:NL:RVS:2016:1451 en 1452.