ECLI:NL:RBDHA:2023:5771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.10515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en werd opgelegd bij besluit van 4 april 2023. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk afgedaan, waarbij partijen toestemming hebben verleend.

Eiser voerde aan dat er sprake was van een Dublinindicatie, omdat hij een Spaans visum had. Hij stelde dat de staatssecretaris had moeten motiveren dat er een significant onttrekkingsgevaar aanwezig was bij de oplegging van de maatregel. Daarnaast bracht eiser naar voren dat hij homoseksueel is en in Marokko lastiggevallen is door de politie en mensen uit zijn eigen woonplaats, en dat homoseksualiteit daar strafbaar is.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris op goede gronden de vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. Het Spaanse Schengenvisum van eiser was niet meer geldig op het moment dat hij asiel wilde aanvragen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maakten. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10515

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2023 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk af te doen. Eiser heeft op 11 april 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 12 april 2023
een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2023 het onderzoek
gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank bij het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
2. Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
3. Eiser voert aan dat er sprake was van een Dublinindicatie omdat hij een Spaans visum heeft. Verweerder had daarom bij oplegging van de maatregel moeten motiveren dat er een significant onttrekkingsgevaar aanwezig was. Daarnaast voert eiser aan dat hij homoseksueel is en in Marokko lastig is gevallen door politie en mensen uit zijn eigen woonplaats. Bovendien is homoseksualiteit strafbaar in Marokko.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Het Spaanse Schengenvisum van eiser was geldig van 12 maart 2018 tot en met 25 april 2018. Het visum was niet meer geldig toen eiser op 4 april 2023 aangaf dat hij asiel wilde vragen. Verweerder heeft daarom terecht in eisers visum geen Dublinindicatie hoeven zien. Hetgeen eiser verder heeft aangevoerd kan in deze procedure niet aan de orde komen.
Conclusie
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.