ECLI:NL:RBDHA:2023:5765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
NL23.9885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Chileense vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 30 maart 2023, waarbij aan haar de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres stelde dat zij zich zorgen maakte om haar zwangerschap en dat zij wilde terugkeren naar Chili. Ze had contact gezocht met het IOM om haar terugkeer te faciliteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring niet werden betwist en dat deze gronden voldoende waren om het risico op onttrekking aan het toezicht te onderbouwen. Eiseres had niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 59, derde lid, van de Vreemdelingenwet, omdat zij haar vertrekwens niet had geconcretiseerd en niet had aangetoond dat zij haar vertrek met het IOM had geregeld. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter M.P. Verloop, in aanwezigheid van griffier J.R. Froma, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9885

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van Twillert).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk af te doen. Eiseres heeft op 7 april 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 11 april 2023
een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 14 april 2023 het onderzoek
gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt de Chileense nationaliteit te hebben en te zijn geboren op 7 januari 1992.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, omdat zij zich ernstig zorgen maakt om haar zwangerschap en terug wil keren naar Chili. Eiseres heeft inmiddels contact gezocht met het IOM om de terugkeer mogelijk te maken.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet worden betwist. Deze gronden en de daarbij gegeven motivering zijn voldoende om het risico op onttrekking en belemmering of ontwijking van de uitzettingsprocedure aanwezig te achten. Verder heeft verweerder op goede gronden geen lichter middel hoeven toe te passen. De rechtbank is het met verweerder eens dat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 59, derde lid, Vw. Zij heeft haar vertrekwens niet geconcretiseerd en niet is gebleken dat eiseres haar vertrek met het IOM heeft geregeld. Verder staat eiseres onder behandeling van de medische dienst van het detentiecentrum. Er is gesteld noch gebleken dat deze medische zorg onvoldoende zou zijn.
Conclusie
6. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.