In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het bestreden besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, gedateerd op 7 februari 2023, weigerde deze aanvraag op de grond dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van het asielverzoek op basis van de Dublinverordening (EU) Nr. 604/2013.
Tijdens de zitting op 13 april 2023 is eiser niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat Italië inderdaad verantwoordelijk was voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming en dat er geen beletselen waren voor overdracht aan Italië.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de tijdelijke opschorting van feitelijke overdrachten aan Italië sinds 5 december 2022 geen invloed had op de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. Ook heeft eiser niet kunnen aantonen dat er familiebanden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden, waardoor er geen aanleiding was voor een verdere toetsing aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet in behandeling was genomen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.F.I. Sinack en is geanonimiseerd gepubliceerd.