ECLI:NL:RBDHA:2023:5688

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
636026 / 22-826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op Uniemerken door verkoop van namaakparfums via Instagram

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Coty Beauty Germany GmbH en een gedaagde partij die namaakparfums via Instagram verkocht. Coty, een wereldwijd opererend bedrijf dat zich richt op de productie en verkoop van luxe parfums, heeft de gedaagde aangeklaagd wegens inbreuk op de Uniemerken BOSS en CHLOE. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde via haar Instagram-account 'Giftsandmorenl' namaakparfums heeft aangeboden en verkocht, wat in strijd is met de intellectuele eigendomsrechten van Coty. De rechtbank heeft de gedaagde bevolen om met onmiddellijke ingang te stoppen met deze inbreuk en heeft haar verplicht om binnen veertien dagen een gedetailleerde opgave te doen van haar in- en verkopen van de namaakproducten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor iedere dag dat zij inbreuk maakt op de Uniemerken. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat Coty recht heeft op schadevergoeding en winstafdracht, die nader opgemaakt zal worden bij staat. De proceskosten zijn toegewezen aan Coty, die een aanzienlijk bedrag aan advocaatkosten heeft opgevoerd. De rechtbank heeft de gedaagde in het ongelijk gesteld en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/636026 / HA ZA 22-826
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
COTY BEAUTY GERMANY GMBH,
te Darmstadt (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: Coty,
advocaat: mr. E.J.V.T. van den Broek te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. I.P. Rietveld te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 augustus 2022 met producties EP01 tot en met EP14;
- de conclusie van antwoord van 16 november 2022 met producties GP01 tot en met GP08;
- het tussenvonnis van 18 januari 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- een op 15 februari 2023 door Coty ingediend B3-formulier met daarbij een als productie EP15 overgelegd aanvullend proceskostenoverzicht;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2023.
1.2.
Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2023 is buiten de aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Coty heeft hiervan gebruik gemaakt bij e-mailbericht van 23 februari 2023. Dit bericht is aan het proces-verbaal gehecht. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om opmerkingen te maken over het proces-verbaal.
1.3.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Coty is een wereldwijd opererend bedrijf dat zich met name richt op de productie en verkoop van parfum- en cosmeticaproducten en producten voor huid- en haarverzorging. Zij legt zich binnen haar divisie “Luxury Brands” toe op de ontwikkeling van luxueuze parfums en high-end skincare producten. Zij heeft van de houders van diverse merken exclusieve licenties verkregen voor het produceren en verkopen van parfums onder hun merken.
2.2.
HUGO BOSS Trade Mark Management GmbH & Co. KG (hierna: “Hugo Boss”) is houdster van het Uniemerk BOSS met registratienummer 000049221, aangevraagd op 1 april 1996 en op 9 februari 2009 ingeschreven voor waren in klasse 3 (onder meer geursprays en parfumerieën).
2.3.
Chloé SAS (hierna: “Chloé”) is houdster van het Uniemerk CHLOE met registratienummer 003683661, aangevraagd op 5 maart 2004 en op 21 september 2005 ingeschreven voor waren in klasse 3 (onder meer parfumerieën, eau de toilette en eau de parfum).
2.4.
Hierna zullen de Uniemerken BOSS en CHLOE gezamenlijk worden aangemerkt als: “de Uniemerken”. Coty heeft zowel van Hugo Boss als van Chloé een (proces)volmacht verkregen om de Uniemerken met betrekking tot waren in klasse 3 op eigen naam te handhaven.
2.5.
[gedaagde] heeft in december 2020 een account aangemaakt op Instagram onder de naam Giftsandmorenl. Via dit account heeft zij vanaf begin 2021 diverse namaakparfums aangeboden en verkocht, onder meer parfums voorzien van de Uniemerken. Zo stonden op 16 februari 2022 onder meer de volgende berichten op haar account, waarbij de foto van het namaakproduct Chloé (75 ml) door [gedaagde] zelf is gemaakt:
Verder stonden op 16 februari 2022 de volgende berichten van klanten over ontvangen zendingen met onder meer namaakparfums voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken in de stories review1 (respectievelijk 61, 58 en 37 weken voor 16 februari 2022 geplaatst) en review2 (respectievelijk 7, 5 en 4 weken voor 16 februari 2022 geplaatst):
2.6.
Op verzoek van Coty zijn op 15 februari 2022 en 22 februari 2022 door het onderzoeksbureau Maez Consultancy proefaankopen gedaan via het Instagram account Giftsandmorenl. Desgevraagd wordt door [gedaagde] op 15 februari 2022 via de Instagram chat een voorraadlijst toegezonden met de producten die zij te koop aanbiedt. Daarop staat onder meer bij de 33 ml geuren Chloé, Hugo Boss the scent intense en bij de 100 ml geuren Chloé, Chloé nomade en Hugo Boss ma vie. Naar aanleiding van de geplaatste bestellingen heeft [gedaagde] twee namaakproducten voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken toegezonden. De afzender van de pakketten is [gedaagde]. Ook de bankrekening waarop de Tikkies worden voldaan, staan op naam van [gedaagde].
2.7.
Per brief van 28 maart 2022 heeft de advocaat van Coty [gedaagde] gesommeerd de verkoop van producten voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken te staken en gestaakt te houden en in dat kader een onthoudings- en afstandsverklaring te ondertekenen. In deze verklaring is tevens opgenomen een verplichting tot opgave van haar in- en verkopen, tot afgifte van voorraad, tot afdracht van winst en tot het betalen van schadevergoeding.
2.8.
Per e-mailbericht van 8 april 2022 heeft [gedaagde] aan de advocaat van Coty meegedeeld dat zij slechts enkele parfums heeft verkocht, die zij had meegenomen uit het buitenland. Verder heeft zij aangegeven dat zij inmiddels is gestopt met de verkoop, bereid is de winst die zij heeft gemaakt met de verkoop van de tien parfumflesjes af te dragen, maar niet bereid is de toegezonden onthoudings- en afstandsverklaring te ondertekenen.
2.9.
Per e-mailbericht van 11 april 2022 heeft de advocaat van Coty bij [gedaagde] aangedrongen op de verzochte opgave van haar in- en verkopen, zodat inzicht wordt geboden in de daadwerkelijke omvang van de handel in en de herkomst van de namaakproducten.
2.10.
Per e-mailbericht van 21 april 2022 heeft [gedaagde] aan de advocaat van Coty meegedeeld dat zij de producten heeft ingekocht op een bazaar in Istanbul (Turkije), dat zij tien producten heeft verkocht en dat zij bereid is de daarmee behaalde winst van € 50,- aan Coty af te dragen tegen finale kwijting. Verder heeft zij meegedeeld dat zij geen gegevens heeft bijgehouden van haar afnemers. Daarbij doet [gedaagde] het voorstel om het geschil op te lossen tegen afdracht van de door haar genoten winst van € 50.
2.11.
Per e-mailbericht van 6 mei 2022 heeft de advocaat van Coty het voorstel van [gedaagde] van de hand gewezen en [gedaagde] nogmaals gesommeerd de verzochte gegevens te verstrekken. Verder heeft de advocaat van Coty het volgende tegenvoorstel gedaan:
“Indien u niet meer over deze verkoopgegevens beschikt althans deze gegevens niet wenst te overleggen, maar dit geschil wel buiten rechte wenst op te lossen, is Coty bereid om te aanvaarden dat zij nooit de daadwerkelijke omvang van de inbreuken zal weten mits daar een financiële compensatie tegenover staat die ook de door haar geleden schade en reeds gemaakte kosten zal dekken. In de gegeven omstandigheden is Coty bereid genoegen te nemen met een bedrag van € 3.000,-, al dan niet te betalen in vier maandelijkse termijnen. Daarnaast dient u een onthoudingsverklaring te ondertekenen waarin u aangeeft de inbreuk te hebben gestaakt op straffe van een adequate boete.”
2.12.
Bij brief van 16 mei 2022 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde], mr. M.N. Seel, aan de advocaat van Coty meegedeeld dat [gedaagde] via haar Instagram account uitsluitend enkele (te weten 10 stuks) parfumflesjes heeft verkocht en dat zij het aanbieden van parfum reeds enige tijd geleden heeft gestaakt. Verder heeft hij meegedeeld:
“ (..) [gedaagde] [is] niet op de hoogte geweest van enig mogelijk inbreukmakend handelen aan haar zijde. (..) [gedaagde] [heeft] zich bereid getoond om middels bijgevoegde Onthoudingsverklaring te bevestigen dat [gedaagde] de verkoop van de parfumflesjes heeft gestaakt en in de toekomst gestaakt zal houden en tevens de gemaakte winst van € 50,- (zegge: vijftig euro) zal bijschrijven op het rekeningnummer zoals genoemd in de Onthoudingsverklaring.”
Op 19 mei 2022 heeft [gedaagde] een bedrag van € 50 overgemaakt naar de derdengeldenrekening van de advocaat van Coty.
2.13.
Per e-mailbericht van 24 mei 2022 heeft de advocaat van Coty aan de toenmalige advocaat van [gedaagde] meegedeeld dat Coty niet akkoord gaat met (de inhoud van) de door [gedaagde] opgestelde en ondertekende onthoudingsverklaring en de betaling van € 50 ter zake van winstafdracht. De advocaat van Coty heeft haar voorstel van 6 mei 2022 herhaald. Dit voorstel is door de toenmalige advocaat van [gedaagde] in een e-mailbericht van 30 mei 2022 van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Coty vordert – na vermindering van eis en samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te bevelen met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de Uniemerken in de gehele Europese Unie te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder het importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van parfums waarop zonder toestemming van Coty of de betreffende merkhouder de Uniemerken zijn aangebracht;
II. [gedaagde] te bevelen binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de advocaat van Coty schriftelijk en met deugdelijke bescheiden gestaafde opgave te doen van:
a. de exacte datum waarop [gedaagde] de inbreukmakende producten voor het eerst heeft ingekocht en/of geleverd heeft gekregen;
b. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die [gedaagde] heeft ingekocht;
c. de totale hoeveelheid inbreukmakende producten die [gedaagde] in voorraad heeft gehad, heeft gedistribueerd en/of heeft verkocht;
d. per inbreukmakend product de in- en verkoopprijs en de brutowinst en – indien er verschillende prijzen zijn gehanteerd per product – de brutowinst per product, zijnde het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs;
e. een lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen die de inbreukmakende producten hebben geleverd aan [gedaagde];
f. een lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen aan wie [gedaagde] de inbreukmakende producten heeft verkocht en/of geleverd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren van de inbreukmakende producten per afnemer, de bijbehorende verkoopprijzen en de exacte verkoopdata;
III. [gedaagde] te bevelen binnen dertig dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis op eigen kosten de bij haar op voorraad zijnde of aanwezige inbreukmakende producten ter vernietiging af te geven aan Coty;
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1.000 (zegge: duizend euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat of – zulks ter keuze van Coty – van € 500 (zegge: vijfhonderd euro) per product waarmee [gedaagde] de hiervoor onder I., II., en/of III. opgenomen bevelen geheel of gedeeltelijk overtreedt;
V. [gedaagde] te veroordelen tot afdracht van de met de verhandeling van de inbreukmakende producten genoten winst, van ten minste € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door Coty geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
VII. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten van Coty op grond van artikel 1019h Rv [1] , met bepaling dat [gedaagde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dag van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Coty legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de Uniemerken in de zin van artikel 9 lid 2 sub a UMVo [2] . [gedaagde] gebruikt tekens gelijk aan de Uniemerken voor het aanbieden van identieke waren als waarvoor de Uniemerken zijn ingeschreven. Door deze inbreuk lijdt Coty schade, die [gedaagde] dient te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Coty, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Coty in de kosten van deze procedure. Zij erkent via Instagram parfums te hebben verkocht die voorzien waren van tekens gelijk aan de Uniemerken en zij erkent dat dit namaakproducten betroffen (hierna aangeduid als: “de namaakparfums”). Het waren echter slechts enkele flesjes. Zij is reeds gestopt, heeft niet meer dan € 50 winst gemaakt – die zij al aan Coty heeft afgedragen – en kan niet voldoen aan de vorderingen wegens het ontbreken van administratie. De namaakparfums zijn door haar en later door familie en vrienden ingekocht op een toeristenmarkt in Turkije. Gelet op de invoerbeperkingen, werden steeds maximaal tien flesjes per persoon meegenomen naar Nederland. Dit waren namaakparfums voorzien van tekens gelijk aan allerlei bekende parfummerken, dus niet alleen Boss en Chloé.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
De rechtbank is internationaal (en relatief) bevoegd kennis te nemen van de vorderingen van Coty op grond van de artikelen 123 lid 1, 124 aanhef en onder a en 125 lid 1 UMVo in verbinding met artikel 3 van de Uitvoeringswet EG-Verordening inzake het Gemeenschapsmerk, nu [gedaagde] woonachtig is in Nederland.
Merkinbreuk
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] via haar Instagram account Giftsandmorenl parfumproducten, voorzien van tekens die gelijk zijn aan de Uniemerken, heeft aangeboden, in voorraad heeft gehad ter verhandeling en heeft verkocht. Deze namaakparfums heeft zij vanuit Turkije ingevoerd in Nederland en verder heeft zij gebruik gemaakt van tekens gelijk aan de Uniemerken in advertenties voor de namaakparfums op haar Instagram account. De door haar aangeboden waren zijn gelijk aan die waarvoor de Uniemerken zijn ingeschreven, te weten parfumproducten. Aldus staat vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 9 lid 2 sub a UMVo, op grond waarvan Coty [gedaagde] het gebruik van de Uniemerken op parfumproducten kan verbieden.
Vorderingen
Stakingsbevel
4.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat Coty – gelet op de door [gedaagde] opgestelde en ondertekende onthoudingsverklaring – geen belang meer heeft bij toewijzing van het gevorderde bevel tot het staken en gestaakt houden van inbreuk op de Uniemerken. Zij verhandelt geen namaakparfums meer en zal dit ook niet meer gaan doen, aldus [gedaagde].
4.4.
De rechtbank overweegt dat – nu vaststaat dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de Uniemerken – het gevorderde bevel tot het staken en gestaakt houden van die inbreuk (vordering I.) voor toewijzing gereed ligt. Dat [gedaagde] een door haar opgestelde onthoudingsverklaring heeft ondertekend, neemt het belang van Coty bij toewijzing van het gevorderde bevel niet weg. [gedaagde] verliest hiermee immers uit het oog dat Coty niet heeft ingestemd met deze onthoudingsverklaring en evenmin met het voorstel waarvan die verklaring een onderdeel vormde. Bovendien strekt het gevorderde bevel niet verder dan hetgeen [gedaagde] bereid is te doen (het gestaakt houden van de inbreuk), zodat zij door toewijzing hiervan niet in enig belang wordt geschaad en zij hiervan – zolang zij zich hieraan houdt – geen nadeel zal ondervinden. Tevens zal aan het bevel een dwangsom worden verbonden.
Opgave en vernietiging
4.5.
Vanwege de merkinbreuk heeft Coty tevens recht op en belang bij de gevorderde gegevens (vordering onder II.) om inzicht te krijgen in de omvang van de inbreuk en de herkomst- en distributiekanalen en om de door haar geleden schade dan wel de door [gedaagde] genoten winst te kunnen bepalen. Dat [gedaagde] geen administratie heeft bijgehouden, komt voor haar rekening en risico en ontslaat haar niet van de verplichting om de gevorderde opgave te doen. Zoals ook op de mondelinge behandeling ter sprake is gekomen, kan een dergelijke opgave ook worden gedaan op basis van bijvoorbeeld banktransacties, informatie uit de applicaties Tikkie en WhatsApp en informatie van de familieleden die producten zouden hebben meegenomen vanuit Turkije naar Nederland. Het ligt op de weg van [gedaagde] om die informatie te verzamelen, vervolgens uit die informatie de aantallen, data en andere gevorderde gegevens af te leiden en gedocumenteerd (dus met kopieën van de relevante stukken) opgave te doen. De opgave van winst betreft niet de brutowinst, zoals gevorderd, maar haar nettowinst (de resultante van de verkoopprijs minus de aankoopprijs en de belastingen en kosten die rechtstreeks samenhangen met verkoop). Zo zal de rechtbank dit in het dictum opnemen. Voor zover in het dictum wordt gesproken over namaakparfums, gaat dit uiteraard alleen over de namaakparfums voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken genoemd in dit vonnis. Ook aan het bevel tot het doen van de opgave zal een dwangsom als na te melden worden verbonden.
4.6.
Ten aanzien van de vordering onder III., inhoudende dat [gedaagde] haar voorraad ter vernietiging aan Coty dient over te dragen, overweegt de rechtbank als volgt. [gedaagde] heeft aangevoerd dat zij reeds sinds lange tijd is gestopt met de verkoop van namaakparfums en dat zij geen producten voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken meer op voorraad heeft. Ter voorkoming van executieproblemen, zal de rechtbank de vordering toewijzen voor zover uit de opgave (zie hiervoor onder rechtsoverweging 4.5) volgt dat [gedaagde] nog voorraad heeft.
4.7.
De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en aan het totaal van te verbeuren dwangsommen wordt een maximum verbonden.
Winstafdracht en schadevergoeding
4.8.
Coty heeft een bedrag van € 1.000 aan winstafdracht (vordering onder V.) gevorderd. Aangezien [gedaagde] zich ervan bewust was dat zij namaakparfums verhandelde, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank te kwader trouw inbreuk gemaakt op de Uniemerken. Daarmee is een vordering tot winstafdracht toewijsbaar. De rechtbank kan – met de thans voorhandige gegevens – echter geen bedrag vaststellen. Desgevraagd heeft de advocaat van Coty op de mondelinge behandeling meegedeeld dat het gevorderde bedrag van € 1.000 een aanname is, gebaseerd op het aantal volgers van het Instagram-account, de professionele uitstraling daarvan, de aantallen die in correspondentie met één van haar afnemers is aangetroffen (EP11) en de voorraadlijsten die aan het onderzoeksbureau zijn toegezonden. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] dat zij niet meer dan € 50 winst heeft gemaakt, die zij ook heeft afgedragen aan Coty, en bij gebreke aan concrete gegevens van de in- en verkoop, is de vordering van € 1.000 vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Vaststaat dat [gedaagde] winst heeft gemaakt met de verkoop van de namaakparfums, maar – wegens het ontbreken van de concrete en met stukken gestaafde gegevens van in- en verkoop – kan de omvang van die winst, ook de door [gedaagde] gestelde € 50, niet worden vastgesteld. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank de gevorderde veroordeling tot winstafdracht toewijzen, nader op te maken bij staat. Een en ander binnen de door de Hoge Raad uitgezette grenzen waar het cumulatie met schadevergoeding betreft [3] . Het debat over winstafdracht kan in de schadestaatprocedure (zie hierna onder 4.9) aan de orde komen. De rechtbank zal dit in het dictum van dit vonnis tot uitdrukking brengen.
4.9.
De door Coty gevorderde schadevergoeding (vordering onder VI.), nader op te maken bij staat, is eveneens toewijsbaar. De inbreuk kan aan [gedaagde] worden toegerekend, zodat zij de door Coty als gevolg van de merkinbreuk geleden schade dient te vergoeden. [gedaagde] heeft betwist dat Coty schade heeft geleden. Voor het toewijzen van een vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat is voldoende dat de mogelijkheid dat schade is of zal worden geleden, aannemelijk is. Gelet op de aard van de inbreuk (namaakparfums) en de stellingen van Coty, is de mogelijkheid dat zij als gevolg daarvan schade heeft geleden in voldoende mate aannemelijk geworden. De gevorderde veroordeling tot schadevergoeding nader op te maken bij staat zal dan ook worden toegewezen, waarbij tevens het hiervoor onder 4.8 overwogene ten aanzien van de cumulatie met winstafdracht geldt.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Coty. Coty vordert een kostenvergoeding op grond van artikel 1019h Rv en heeft daartoe specificaties van in totaal € 10.876,04 (exclusief BTW) overgelegd, waarvan een bedrag van € 9.144,09 aan advocaatkosten.
4.11.
De onderhavige zaak is een zaak ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv, waarop artikel 1019h Rv van toepassing is. Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde advocaatkosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak valt naar het oordeel van de rechtbank onder de categorie eenvoudige bodemzaak. Voor een dergelijke zaak wordt een maximumbedrag van € 8.000 aan advocaatkosten als redelijk en evenredig aangemerkt. Daarvan kan worden afgeweken als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
4.12.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de billijkheid zich verzet tegen toewijzing van de werkelijke proceskosten ex artikel 1019h Rv, nu de gemaakte kosten niet in verhouding staan tot de door Coty gestelde geleden schade. Bovendien kan zij een dergelijk bedrag niet betalen, aldus [gedaagde].
4.13.
In hetgeen [gedaagde] naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om het bedrag van € 8.000 te matigen. Zoals hiervoor onder 4.11 is overwogen, wordt voor een zaak als de onderhavige een bedrag van € 8.000 aan advocaatkosten redelijk en evenredig geacht. [gedaagde] wist dat de producten die zij verkocht namaakparfums waren. De gevolgen daarvan komen voor haar rekening en risico. Zij dient dan ook de daadwerkelijke advocaatkosten tot een bedrag van € 8.000 aan de zijde van Coty te voldoen, welk bedrag de rechtbank zal toewijzen; het meer gevorderde aan advocaatkosten (€ 1.144,09) wordt afgewezen.
4.14.
Daarnaast worden de gevorderde andere kosten van in totaal € 1.731,95 toegewezen. Deze bestaan onder meer uit een bedrag van € 676 aan griffierecht en € 125,03 aan deurwaarderskosten. Ook de onderzoekskosten en de kosten van de testaankoop (€ 225 respectievelijk € 78,50) komen voor vergoeding in aanmerking. Anders dan betoogd door [gedaagde], zijn deze niet onnodig gemaakt. Het enkele feit dat [gedaagde] op haar Instagram account vermeldde dat de geuren nep waren, neemt het belang van Coty bij onderzoek naar de identiteit van de verkoper en naar de producten voorzien van tekens gelijk aan de Uniemerken zelf, niet weg.
4.15.
De proceskosten aan de zijde van Coty worden dus begroot op een bedrag van € 9.731,95 (€ 8.000 + € 1.731,95). De wettelijke rente over de proceskosten zal als onbetwist worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt [gedaagde] met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op de Uniemerken in de gehele Europese Unie te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder het importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van parfums waarop zonder toestemming van Coty of de betreffende merkhouder tekens gelijk aan de Uniemerken zijn aangebracht;
5.2.
beveelt [gedaagde] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Coty schriftelijk en onder overlegging van alle relevante stukken (waaronder, maar niet beperkt tot, bankafschriften en screenshots van de applicaties Tikkie en/of WhatsApp)_ opgave te doen van:
a. de exacte datum waarop [gedaagde] de namaakparfums voor het eerst heeft ingekocht en/of geleverd heeft gekregen;
b. de totale hoeveelheid namaakparfums die [gedaagde] heeft ingekocht dan wel heeft laten inkopen;
c. de totale hoeveelheid namaakparfums die [gedaagde] in voorraad heeft dan wel heeft gehad, heeft gedistribueerd en/of heeft verkocht;
d. de in- en verkoopprijs per namaakparfums en de nettowinst en – indien er verschillende prijzen zijn gehanteerd per product – de nettowinst per product, zijnde de resultante van de verkoopprijs minus de aankoopprijs en de belastingen en kosten die rechtstreeks samenhangen met verkoop;
e. een lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen die de namaakparfums hebben geleverd aan [gedaagde];
f. een lijst van de naam- en adresgegevens van de (rechts)personen aan wie [gedaagde] de namaakparfums heeft verkocht en/of geleverd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren van de namaakparfums per afnemer, de bijbehorende verkoopprijzen en de exacte verkoopdata;
5.3.
beveelt [gedaagde], voor zover uit de opgave onder 5.2 volgt dat zij nog namaakparfums op voorraad heeft, binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis op eigen kosten de bij haar op voorraad zijnde of aanwezige namaakparfums ter vernietiging af te geven aan Coty;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 500 (zegge: vijfhonderd euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat of – zulks ter keuze van Coty – van € 100 (zegge: honderd euro) per product waarmee [gedaagde] de hiervoor onder 5.1, 5.2 en/of 5.3 opgenomen bevelen geheel of gedeeltelijk overtreedt, met een maximum van € 30.000;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot (i) vergoeding van de door Coty geleden schade ten gevolge van de in dit vonnis omschreven merkinbreuk, of, zulks ter keuze van Coty, (ii) de door [gedaagde] met de verhandeling van namaakparfums genoten winsten aan Coty af te dragen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van Coty ten bedrage van € 9.731,95, te vermeerderen met wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door H.D. Overbeek en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk
3.HR 14 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5519 (H.B.S. en Spendax – Danestyle)