ECLI:NL:RBDHA:2023:567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
C/09/615417 / HA ZA 21-655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringszaak over schadevergoeding na stormschade aan asbesthoudende daken

In deze zaak vordert eiser, eigenaar van een agrarisch bedrijf, een schadevergoeding van zijn verzekeraar, Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN), na stormschade aan asbesthoudende daken van zijn bedrijfsgebouwen. De storm vond plaats op 18 januari 2018, waarbij meerdere asbesthoudende golfplaten op de daken zijn losgerukt en beschadigd. Eiser had een verzekeringspakket afgesloten bij NN, dat onder andere een gebouwenverzekering en een milieuschadeverzekering omvatte. NN heeft een schadevergoeding uitgekeerd op basis van gedeeltelijk herstel van de daken, maar eiser stelt dat volledige vervanging van de daken noodzakelijk is vanwege overheidsregelgeving omtrent asbest. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de polisvoorwaarden en de relevante wetgeving. NN betwist dat gedeeltelijk herstel niet mogelijk is en verwijst naar de artikelen van het Productenbesluit asbest die reparatie- of onderhoudswerkzaamheden toestaan. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat NN niet aan haar verplichtingen heeft voldaan door de schadevergoeding op basis van gedeeltelijk herstel uit te keren. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/615417 / HA ZA 21-655
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.L.J.A. Spiertz te Nijmegen,
tegen
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. L. Schuurs te Den Haag.
Partijen worden hierna [eiser] en NN genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 juli 2021, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord, met producties A tot en met E;
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 augustus 2022, met drie ter zitting door NN overgelegde luchtfoto’s, waarbij de zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van (antwoord)akten door partijen;
  • de akte van NN van 7 september 2022, met producties F en G;
  • de antwoordakte van [eiser] van 5 oktober 2022, met producties 7 en 8;
  • de akte uitlaten producties van NN van 19 oktober 2022.
1.2.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert een agrarisch bedrijf te [plaats] . In dat kader en voor zover voor dit geschil relevant is [eiser] eigenaar van een varkensschuur, een machineberging en een bergschuur (hierna tezamen: de bedrijfsgebouwen). De daken van de bedrijfsgebouwen bestaan uit asbesthoudende golfplaten.
2.2.
Met ingang van 1 januari 2017 heeft [eiser] via [Assurantiekantoor] (hierna: de tussenpersoon) een verzekeringspakket afgesloten bij (de rechtsvoorganger van en daarom hierna in de voorkomende gevallen te noemen:) NN. De verzekeringsovereenkomsten zijn ondergebracht in een zogenaamde Zakelijke Schade Bedrijf Polis, waartoe – voor zover voor deze procedure van belang – een gebouwenverzekering voor de bedrijfsgebouwen en een milieuschadeverzekering behoort.
2.2.1.
Op de gebouwenverzekering waren in 2017 onder meer de volgende Voorwaarden Gebouwenverzekering Agrarisch (L 03.2.13 G) van toepassing:
‘ARTIKEL 3
WAT IS VERZEKERD
ARTIKEL 3.1
ALGEMEEN
Deze verzekering dekt de op het polisblad vermelde gebouwen tegen materiële schade. Voorwaarde voor dekking is:
-
de schade is het gevolg van een gebeurtenis zoals vermeld onder de dekking die volgens het polisblad voor het gebouw van toepassing is (basisdekking of uitgebreide dekking) en
-
de schade is het rechtstreekse gevolg van deze gedekte gebeurtenis en
-
de schade is uitsluitend het gevolg van deze gedekte gebeurtenis en
-
de gedekte gebeurtenis heeft zich tijdens de looptijd van de dekking voorgedaan en
-
de gedekte gebeurtenis is onvoorzien.
De dekking geldt ook als de gedekte gebeurtenis het gevolg is van een eigen gebrek.
(…)
ARTIKEL 3.2
BASISDEKKING
Als op het polisblad vermeld staat dat voor het gebouw de basisdekking van toepassing is, is het gebouw verzekerd tegen materiële schade als gevolg van de volgende gebeurtenissen:
(…)
ARTIKEL 3.2.8
STORM
Verzekerd is schade door storm. (…).
ARTIKEL 6.3
EIGEN RISICO’S
(…).
3Storm (…)
Bij schade door storm (…) geldt een eigen risico van 1250 euro per gebouw met een maximum van 2000 euro per gebeurtenis per risicoadres. (…).’
2.2.2.
Op de milieuverzekering waren in 2017 onder meer de volgende Voorwaarden Milieuschadeverzekering Agrarisch (L. 03.2.26 E) van toepassing:
‘ARTIKEL 2
WAT IS VERZEKERD
ARTIKEL 2.1
EMISSIE OP DE VERZEKERDE LOCATIE
In geval van een verontreiniging als rechtstreeks en uitsluitend gevolg van een emissie die plaatsvindt op de verzekerde locatie, dekt de verzekering:
-
de kosten van sanering van de verzekerde locatie en/of de locatie van derden;
-
zaakschade die het directe en uitsluitende gevolg is van de sanering;
(…)Als voorwaarde voor dekking geldt:
-
de emissie die de verontreiniging heeft veroorzaakt, moet hebben plaatsgevonden tijdens de looptijd van de verzekering;
-
binnen één jaar na het ontstaan van de verontreiniging is aanspraak op vergoeding onder deze polis gemaakt.
De dekking is ook van kracht als de emissie het gevolg is van de aard of een gebrek van een gebouw of een roerende zaak op de verzekerde locatie.
(…)
ARTIKEL 2.4
ASBEST
De in de artikelen 2.1 (…) omschreven dekking geldt ook voor verontreiniging met asbest. De kosten in verband met het opruimen/afvoeren van asbest en met asbest verontreinigde materialen zijn gedekt als de verontreiniging het gevolg is van een plotselinge en onvoorziene gebeurtenis.
ARTIKEL 2.5
HERBOUW VAN GEBOUWEN
Als het voor de uitvoering van de sanering noodzakelijk is om een gebouw of een gedeelte daarvan af te breken en te herbouwen, dan worden de herbouwkosten vergoed tot maximaal de verkoopwaarde van het gebouw vóór de uitvoering van de sanering.’
2.3.
Per 1 januari 2018 is de gecombineerde polis verlengd onder dezelfde voorwaarden
.2.4. Op 18 januari 2018 heeft er een storm gewoed (hierna: ‘de storm’). Door de storm zijn meerderde asbesthoudende golfplaten op de daken van de bedrijfsgebouwen losgerukt en beschadigd.
2.5.
De tussenpersoon heeft de stormschade op 1 februari 2018 bij NN gemeld.
2.6.
NN heeft per e-mail van 2 februari 2018 [eiser] via zijn tussenpersoon in kennis gesteld van de inschakeling van schade-expert [de schade-expert] van EMN (hierna: de schade-expert) om de stormschade aan (onder meer) de bedrijfsgebouwen voor NN vast te stellen. Daarbij heeft NN desgevraagd aangegeven dat de dekking voor asbest – kort gezegd – niet verder gaat dan het vergoeden van de daadwerkelijk door de storm beschadigde dakplaten en dat de verplichting van bijvoorbeeld gemeentewege om alle asbest te verwijderen naar aanleiding van de stormschade niet gedekt is.
2.7.
De schade-expert heeft op 13 februari 2018 het bedrijf van [eiser] bezocht en op
16 februari 2018 een rapport uitgebracht.
2.7.1.
De schade-expert heeft vastgesteld dat (i) er tijdens een hagelbui op 23 juni 2016 al schade was ontstaan aan de asbesthoudende golfplaten van de daken van de bedrijfsgebouwen, waarbij vrijgekomen asbestdelen tussen de golfplaten en de onderliggende isolatielaag zijn beland, (ii) de verzekeraar destijds deze schade niet heeft vergoed, waarop [eiser] de hagelschade in eigen beheer heeft gerepareerd, (iii) de asbestbesmetting toen niet is verholpen; de asbestdelen liggen nog steeds tussen de golfplaten en de daaronder aangebrachte isolatielaag en (iv) (partieel) herstel van (alleen) de losgerukte en beschadigde dakplaten daardoor van overheidswege niet mogelijk is.
2.7.2.
De schade-expert heeft de stormschade aan de bedrijfsgebouwen vastgesteld op:
- varkensstal € 1.650
- machineberging € 1.650
- bergschuur € 2.950
Het eigen risico van [eiser] is in deze bedragen niet meegenomen. Hetzelfde geldt voor de door de eveneens door de schade-expert geconstateerde onderverzekering bij de bergschuur.
2.8.
Na aftrek van het eigen risico van [eiser] , toepassing van de onderverzekeringsbreuk als bedoeld in artikel 7:958 lid 5 BW en een herberekening, heeft NN een bedrag van € 2.119,44 excl. btw voor de schade aan de bedrijfsgebouwen uitgekeerd aan [eiser] .
2.9.
Bij brief van 22 januari 2019 heeft de toenmalige belangenbehartiger van [eiser] aan NN geschreven – kortgezegd – dat het [eiser] onduidelijk is waarom niet is overgegaan tot vergoeding van de kosten voor “
vervanging van het gehele dak”, dat in zoverre bezwaar wordt gemaakt tegen de afwikkeling van de schadeclaim en dat [eiser] een contra-expert wenst in te schakelen op kosten van NN.
2.10.
Daarop heeft NN diezelfde dag per e-mail toegelicht – kortgezegd – dat de schade die het directe en onmiddellijke gevolg was van de storm van 18 januari 2018 is vergoed, dat slechts sprake was van (geringe) deelschade en dat niet is vergoed de schade die op 23 juni 2016 is ontstaan en die niet deugdelijk is hersteld. NN is van mening dat daarmee de schadeclaim van [eiser] correct is afgehandeld en dat bij deze stand van zaken geen ruimte is voor een contra-expertise.
2.11.
Op 30 november 2020 heeft de advocaat van [eiser] een conceptdagvaarding aan NN toegestuurd met het verzoek hierop binnen veertien dagen te reageren.
2.12.
Bij e-mail van 3 december 2020 heeft NN aan de advocaat van [eiser] geschreven dat zij haar eerdere standpunt handhaaft.
2.13. Op 12 juli 2021 heeft [eiser] NN gedagvaard.
2.14.
Naar aanleiding van de mondelinge behandeling is als volgt gecorrespondeerd over de (on)mogelijkheid van partieel herstel van de asbesthoudende golfplaten als gevolg van overheidsregelgeving (veronderstellenderwijs) bij afwezigheid van de hagelschade uit 2016.
2.14.1.
Bij e-mail van 31 augustus 2022 heeft [A] van [de B.V.] geschreven, voor zover van belang:
‘Conform wetgeving (…) is het verboden Asbesthoudende materialen te bewerken, verhandelen etc.,
In het Productbesluit Artikel 5c staat een uitzondering voor (…) het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden.
De verzekeraar refereert hier vaak aan en is van mening dat het vervangen van kapotte golfplaten hieronder geschaard kan worden.
(….)
Vraag: Vanwege de schaal van de schade, is het nu toegestaan om het asbest te repareren?
Antwoord: In de wet staat, dat sinds 1993 asbest niet meer be- of verwerkt mag worden, en volgens niemand gaat boven de wet, anders dan het bevoegd gezag ter plaatse.
De enige ‘reparatie’ die je kan doen om een beschadigd asbestdak waterdicht te maken, is er een zeil overheen leggen of gaten met Pur te dichten.
Dus niks schroeven of boren.
Het weer vastzetten van de oude golfplaten is het probleem, je mag geen asbesthoudende golfplaten meer toepassen en/of asbesthoudende producten bewerken.
Het probleem zit hem in de kosten die de verzekering dient te vergoeden, alle nog in goede staat verkerende golfplaten (…) moeten nu ook verwijderd worden, die platen vallen buiten de schade en vallen dus niet onder de te claimen schade, daar wringt dan ook vaak de schoen.’
2.14.2.
Bij e-mail van 12 augustus 2022 heeft de schade-expert een door NN opgestelde samenvatting van een tussen hen gevoerd gesprek bevestigd. In deze samenvatting staat:
‘Indien er geen bestaande hagelschade uit 2016 zou zijn geweest, maar enkel de stormschade uit 2018, dan zou het naar mijn mening wel degelijk mogelijk zijn geweest om over te gaan tot partieel herstel van de daken van de varkensschuur, machineberging en bergschuur. Vervanging van de gehele daken was dan niet aan de orde. In mijn ervaring komt het vaker voor dat beschadigde asbesthoudende daken slechts deels worden vervangen met goedkeuring van de overheid. Bij stormschade ligt dat meer voor de hand dan bij hagelschade. Stormschade is vaak -zoals ook hier zichtbaar op de luchtfoto’s- veelal plaatselijk, terwijl hagelschade meer verspreid zal zijn over het gehele dak. In dat laatste geval is het geheel vervangen doorgaans goedkoper dan gedeeltelijk herstel.
De door mij vastgestelde schadebedragen op pagina 4 van mijn rapport zijn tot stand gekomen op basis van een mondelinge kostenopgave van asbestsaneerder RV. Het totaalbedrag voor de drie genoemde gebouwen (€ 1.650 + € 1.650 + € 2.950) is voldoende voor een decontaminatie unit (deco-unit), de afvoer van de door de storm beschadigde asbestplaten, reiniging van het daaronder gelegen isolatiemateriaal, de kosten van nieuw plaatmateriaal en de bijbehorende arbeidskosten.’
2.14.3.
Bij e-mail van 13 september 2022 heeft [B] van [de Gemeente] aan [eiser] geschreven, voor zover van belang:
‘Zojuist hebben wij elkaar telefonisch gesproken over een vraag die u had met betrekking tot het verwijderen van asbest. Zoals beloofd (…) de regeling hier nog even kort op de mail (…).
De regeling omtrent het verwijderen van asbest/slopen van bebouwing met asbest is opgenomen in het Bouwbesluit 2012 en het Asbestverwijderingsbesluit 2005. Voor het in delen verwijderen van asbest het volgende:

Het is niet mogelijk om als particulier éérst zelf 35 m2 asbest te verwijderen en het overige deel te laten verwijderen door een gecertificeerd bedrijf.

Bij daken van meer dan 35 m2 aan asbestplaten is dus altijd een asbestrapport nodig. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd door een gecertificeerd bedrijf en een asbestverwijderbedrijf moet dit vervolgens saneren. Op de website www.ascert.nl kunt u zien welke bedrijven daarvoor ingeschakeld kunnen worden.

Indien verwijdering door een gecertificeerd bedrijf plaats vindt kan dit in delen van het dak gebeuren. Wél moet er dan aangetoond worden dat de asbesthoudende platen die blijven liggen niet worden beschadigd of bewerkt.’
2.14.4.
Op 20 september 2022 heeft [eiser] de e-mail van [B] doorgestuurd naar zijn advocaat. In de begeleidende e-mail heeft [eiser] geschreven, voor zover relevant:
‘Bericht vanuit de gemeente.
Met toevoeging dat de asbest platen niet beschadigd dan wel bewerkt mogen worden.Door het vervangen van platen uit een middenstuk en met aangrenzende platen dient, gezien de kruislings overlappende structuur, de asbestplaat los en weer vast geschroefd te worden om wederom een waterdichte verbinding te verkrijgen.Hierbij ontstaan beschadigingen bij de schroefverbinding, tevens ontstaat wrijving met de aangrenzende astbestplaat door het onderschuiven en overschuiven van de nieuwe plaat waarbij schadelijke deeltjes van de astbesthoudende plaat los kunnen komen. Dit in acht nemende lijkt het niet mogelijk slechts een deel te vervangen zonder enige vorm van schade, dan wel bewerking toe te brengen aan de omringende asbesthoudende platen.
Dit is (…) te zien in de luchtfoto’s die eerder zijn aangeleverd.Vraag blijft echt inderdaad wel of het hier gaat om enkel vergoeding directe schade, dan wel vergoeding van totaalschade en de interpretatie daarvan ten aanzien van de polis.’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat NN conform de geldende polis(sen) de stormschade van 18 januari 2018 integraal – op basis van volledige herbouw van de daken van de bedrijfsgebouwen – dient te voldoen, de schade nader op te maken bij staat en kosten rechtens.
3.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing van zijn vordering dat gedeeltelijk herstel van de daken van de bedrijfsgebouwen van overheidswege (door milieuregelgeving) niet is toegestaan vanwege de asbesthoudende golfplaten. Dit afgezien van de eerdere asbestbesmetting als gevolg van de hagelinslag in 2016, die in zoverre niet relevant is. De noodzaak tot verwijdering van alle dakplaten is dus gegeven; de daken van de bedrijfsgebouwen moeten hoe dan ook geheel worden vervangen. De daarmee gemoeide (extra) kosten zijn het directe en uitsluitende gevolg van een gedekte gebeurtenis en komen daarom – tot maximaal de verkoopwaarde van de betreffende gebouwen vóór uitvoering van de sanering (artikel 2.5 van de polisvoorwaarden bij de milieuverzekering) – voor vergoeding door NN in aanmerking, aldus nog steeds [eiser] .
3.3.
NN voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de (na)kosten van dit geding. NN betwist dat – (veronderstellenderwijs) ook zonder de hagelschade uit 2016 – op grond van overheidsregelgeving alle asbesthoudende dakplaten vervangen zouden moeten worden. Volgens NN is met de reeds gedane uitkering voor het saneren van de asbesthoudende dakplaten die door de storm op 18 januari 2018 zijn losgeraakt of beschadigd de schadeclaim van [eiser] afgewikkeld conform de geldende polisvoorwaarden. Subsidiair, voor het geval partieel herstel niet mogelijk is en dus alle asbesthoudende dakplaten moeten worden vervangen, voert NN met diverse argumenten aan dat de daarmee gemoeide (extra) kosten niet worden gedekt onder de verzekering. Tot slot voert NN met betrekking tot het petitum nog aan (i) dat de verklaring voor recht onvoldoende bepaald is en (ii) dat een verwijzing naar de schadestaat in dit geval niet mogelijk is, omdat de regeling van artikel 612 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) enkel ziet op de verplichting tot wettelijke schadevergoeding en niet op schadevergoedingsverplichtingen uit hoofde van een rechtshandeling, zoals een schadeverzekeringsovereenkomst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de rechtbank ligt de kernvraag voor of NN al dan niet aan haar verplichtingen uit hoofde van de verzekeringsovereenkomsten heeft voldaan door een schadebedrag uit te keren gebaseerd op gedeeltelijk herstel van de daken van de bedrijfsgebouwen, hetgeen inhoudt vervanging van (alleen) de door de storm beschadigde of losgeraakte asbesthoudende dakplaten.
4.2.
NN onderkent dat er van overheidswege (milieuregelgeving) restricties gelden ten aanzien van het werken met asbest. Zij betwist dat – zoals [eiser] stelt – die restricties maken dat, ook zonder de asbestverontreiniging in 2016, gedeeltelijk herstel van de daken niet zou zijn toegelaten dan wel onmogelijk zou zijn en dus alle asbesthoudende dakplaten vervangen zouden moeten worden. NN verwijst ter onderbouwing van haar standpunt dat gedeeltelijk herstel van asbesthoudende dakplaten door de overheid is toegestaan naar de artikelen 4 en 5 van het Productenbesluit asbest, waarin – voor zover relevant – is bepaald:
Artikel 4Het is verboden asbest of asbesthoudende producten (…) toe te passen of te bewerken.
Artikel 5Het verbod, bedoeld in artikel 4, is niet van toepassing voor zover dit betrekking heeft op:(…)c. het maken van aanboringen of het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden.
Verder heeft NN overgelegd een vonnis in een recent door deze rechtbank behandelde soortgelijke zaak waarin uit diverse rapportages bleek dat er manieren zijn om op verantwoorde wijze gedeeltelijk herstel uit te voeren aan beschadigde asbesthoudende daken als hier aan de orde. Ten slotte heeft de schade-expert nader bevestigd dat gedeeltelijk herstel ook in dit geval mogelijk zou zijn geweest indien slechts sprake zou zijn van de stormschade, dus zonder de asbestbesmetting van 2016 (zie randnummer 2.14.2).
4.3.
In het licht van deze gemotiveerde betwisting heeft [eiser] zijn stelling dat de eerdere asbestbesmetting weggedacht, gedeeltelijk herstel van de daken wettelijk niet is toegestaan dan wel onmogelijk is, onvoldoende onderbouwd. Uit de door hem in dit verband aangehaalde bepalingen uit het Bouwbesluit 2012 volgt slechts – kort gezegd – dat het verboden is om asbesthoudende constructies te slopen zonder of in afwijking van een sloopmelding in de zin van dat besluit (artikel 1.26) en dat de gemeente na een sloopmelding nadere voorwaarden kan opleggen aan de wijze waarop de asbest moet worden verwijderd (artikel 1.29). Anders dan [eiser] stelt, bepalen deze artikelen van het Bouwbesluit 2012 niet dat gedeeltelijk herstel niet zou zijn toegestaan. Zoals NN terecht heeft aangevoerd, hebben deze bepalingen betrekking op sloopwerkzaamheden waarbij asbest wordt verwijderd en in welk gevallen de gemeente bindende voorwaarden
kanopleggen aan het slopen. Deze situatie doet zich hier niet voor.
4.4.
Uit de door [eiser] overgelegde e-mail van [B] van [de Gemeente] blijkt ook niet dat gedeeltelijk herstel van de daken van overheidswege niet is toegestaan (zie randnummer 2.14.3). Uit die e-mail valt eerder het tegendeel op te maken. Zo schrijft [B] dat het in delen verwijderen van asbest is toegestaan als dit door een gecertificeerd bedrijf gebeurt en wordt aangetoond dat de asbesthoudende dakplaten die blijven liggen niet worden beschadigd of bewerkt. In de begeleidende e-mail waarmee [eiser] de e-mail van de gemeente naar zijn advocaat heeft doorgestuurd, stelt [eiser] nog dat gedeeltelijk herstel niet mogelijk zou zijn vanwege de kruislings overlappende structuur van de dakplaten. Dat de asbesthoudende platen in voormelde structuur liggen, is tegenover de betwisting van NN daarvan onvoldoende gebleken. Anders dan [eiser] stelt, is de kruislings overlappende structuur niet zichtbaar op de luchtfoto’s in het procesdossier. Wél is daarop te zien dat beschadigde dakplaten zijn vervangen terwijl de niet beschadigde dakplaten zijn blijven liggen. De rechtbank is – met NN – van oordeel dat dit een contra-indicatie vormt voor het door [eiser] ingenomen standpunt over de ligging van de dakplaten.
4.5.
De reactie van asbestexpertisebureau [de B.V.] geeft ook onvoldoende steun aan het standpunt van [eiser] . [A] geeft aan dat in de wet staat dat asbest niet meer be- of verwerkt mag worden, de rechtbank begrijpt dat [A] hier doelt op het hiervoor onder randnummer 4.2 geciteerde artikel 4 Productenbesluit asbest, maar [A] onderkent dat hetzelfde besluit onder artikel 5 sub c een uitzondering op dat verbod maakt voor het doen van aanboringen en het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden, zoals door NN aangevoerd. [A] verbindt aan het samenstel van deze bepalingen de conclusie dat het repareren van beschadigde asbesthoudende dakplaten, anders dan het aanbrengen van een zeil of gaten dichten met pur, verboden is omdat daarin niet mag worden geschroefd of geboord en dus alle, ook de niet beschadigde dakplaten moeten worden vervangen. Het gaat in dit geval echter niet om reparatie van de door de storm beschadigde asbesthoudende dakplaten. Tussen partijen is niet in geschil dat dit niet is toegestaan en dat de reparatie van de daken dus zal bestaan uit het vervangen van de asbesthoudende dakplaten. Dat daarbij niet kan worden volstaan met het vervangen van alleen de door de storm beschadigde dakplaten volgt niet uit de e-mail van [A] , terwijl NN in haar reactie op die e-mail gemotiveerd heeft aangegeven dat dergelijk deelherstel – meer in het bijzonder het losschroeven van de asbesthoudende platen (dat ook bij volledige vervanging noodzakelijk is en anders dan het aanbrengen van nieuwe schroeven in asbesthoudende platen) – wél is toegestaan alsook hoe men dat gedeeltelijk herstel op verantwoorde wijze pleegt uit te voeren.
4.6.
Het door hem aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:588 kan [eiser] evenmin baten, omdat die zaak niet goed te vergelijken is met deze zaak. Het betreft een schadeclaim naar aanleiding van een in opdracht van de provincies Overijssel en Gelderland uitgevoerd inventariserend onderzoek naar erosie van asbesthoudende daken. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat er in de daken van de schuren van verzekerde (en in de bodem) asbesthoudende materialen voorkomen. Daarop heeft de verzekerde de daken integraal verwijderd. In cassatie ligt de vraag voor of het verwijderen van alle asbesthoudende dakplaten kan worden beschouwd als een maatregel ter voorkoming of vermindering van schade in de zin van artikel 7:957 lid 1 BW aldus als voor vergoeding door een verzekeraar in aanmerking komende bereddingskosten of als kosten van normaal onderhoud die niet voor rekening van een verzekeraar kunnen worden gebracht. De in deze zaak voorliggende (on)mogelijkheid van gedeeltelijk herstel van asbesthoudende daken vanwege milieuregelgeving speelde daarbij geen rol. Dat uit het arrest zou volgen dat integrale verwijdering van asbesthoudende daken aangewezen
kan zijn, betekent – anders dan [eiser] lijkt voor te staan – niet zonder meer dat ook in dit geval integraal (en niet gedeeltelijk) herstel de aangewezen wijze van herstel is.
4.7.
Ten slotte ziet de rechtbank geen aanleiding te oordelen dat het (partij)rapport van de schade-expert, meer in het bijzonder zijn opmerking dat gedeeltelijk herstel mogelijk is, buiten beschouwing moet worden gelaten, zoals door [eiser] betoogd. Redengevend daarvoor zou zijn de weigering van NN om op haar kosten een second opinion te laten uitvoeren waardoor, aldus nog steeds [eiser] , de bevindingen van de schade-expert niet met onafhankelijk onderzoek zijn gestaafd. [eiser] gaat er hierbij echter ten onrechte vanuit dat NN uit hoofde van de polisvoorwaarden tot de inschakeling van een tweede schade-expert jegens hem verplicht is. Zoals NN terecht heeft opgemerkt in haar e-mail van 22 januari 2019 aan de toenmalige belangenbehartiger van [eiser] (zie randnummer 2.9), is daar tot op heden echter nog geen grond voor. Uit artikel 3.5.1 lid 2 respectievelijk artikel 2.6 lid 2 van de polisvoorwaarden bij de gebouwenverzekering respectievelijk de milieuverzekering volgt dat dat aan de orde is bij een schaderegeling in geval van dekking. Dit laatste was voor wat betreft de (extra) kosten gemoeid met het vervangen van de niet door de storm beschadigde asbesthoudende dakplaten ten tijde van het verzoek van [eiser] om een second opinion nog niet uitgekristalliseerd. Het is de kernvraag in deze procedure, waarbij [eiser] overigens meerdere keren (voorafgaand, tijdens en na de mondelinge behandeling) de gelegenheid heeft gehad om op het (partij)rapport van de schade-expert te kunnen reageren en in zoverre dus niet in zijn procesbelangen is geschaad.
4.8.
Bijkomende feiten en omstandigheden waaruit zou (kunnen) volgen dat gedeeltelijk herstel in dit geval niet zou zijn toegestaan dan wel onmogelijk is, zijn niet door [eiser] gesteld en de rechtbank ook anderszins niet gebleken.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat NN met de schade-uitkering op basis van gedeeltelijk herstel van de daken niet aan haar verplichtingen voortvloeiend uit de gebouwen- en milieuverzekering heeft voldaan en dat er geen grondslag is voor een aanvullende schade-uitkering op basis van volledig herstel van de daken.
4.10.
Bij deze stand van zaken kan de (vervolg)vraag of de kosten gemoeid met het vervangen van de asbesthoudende dakplaten die niet door de storm zijn beschadigd het directe en uitsluitende gevolg is van een door de gebouwen- en/of milieuverzekering gedekte gebeurtenis en ook alle overige stellingen en verweren, onbesproken blijven.
4.11.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van NN worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.689,00(3 punten x tarief II à € 563)
Totaal € 2.356,00
4.12.
De over de proceskosten gevorderde rente zal toegewezen worden op de wijze zoals in het dictum vermeld.
4.13.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond omdat de veroordeling in de proceskosten ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert.

5.De beslissingDe rechtbank

5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van NN tot aan dit vonnis begroot op € 2.356, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen te rekenen vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling van deze kosten;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.