ECLI:NL:RBDHA:2023:5640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering behandeling aanvraag Nederlands paspoort voor minderjarige op basis van ontbrekende gelegaliseerde huwelijksakte

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van het Verenigd Koninkrijk, een aanvraag ingediend voor een Nederlands paspoort voor zijn minderjarige zoon. De aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken geweigerd omdat eiser niet de vereiste correct gelegaliseerde Jemenitische huwelijksakte kon overleggen. De rechtbank heeft op 26 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige geboren is in Egypte en dat eiser de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen door naturalisatie. De moeder van de minderjarige heeft de Jemenitische nationaliteit en heeft nooit de Nederlandse nationaliteit gehad. Eiser heeft een Jemenitische huwelijksakte overgelegd, maar deze was niet correct gelegaliseerd. De rechtbank oordeelde dat de huwelijksakte niet voldeed aan de eisen die gesteld worden aan de legalisatie van documenten in Nederland.

Eiser heeft aangevoerd dat hij en de moeder van de minderjarige op een traditionele manier zijn gehuwd in Egypte, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd van dit huwelijk. De rechtbank benadrukte dat voor erkenning van een huwelijk in Nederland, een correct gelegaliseerde huwelijksakte vereist is. Aangezien eiser niet de gevraagde documenten heeft overgelegd, heeft de minister terecht besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1624

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk, eiser

(gemachtigde: mr. S. Toughza),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. I.D. Fleuren).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de aanvraag om een Nederlands paspoort voor de minderjarige [naam 1] (hierna: de minderjarige) in behandeling te nemen.
Bij besluit van 18 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2023 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder. Tevens nam deel de tolk voor de Engelse taal H. Gebrehiwot.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een Nederlands paspoort aangevraagd voor de minderjarige.
Verweerder heeft eiser verzocht een correct gelegaliseerde Jemenitische huwelijksakte over te leggen. Omdat eiser deze niet heeft overgelegd, heeft verweerder geweigerd de paspoortaanvraag verder in behandeling te nemen.
Wat vindt verweerder?
2.1.
De minderjarige is op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats 1] , Egypte, geboren. Op de bij de paspoortaanvraag overgelegde geboorteakte staat dat de minderjarige de zoon is van de heer [naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 1994 in [geboorteplaats 2] , en van [naam 3] (hierna: de moeder), geboren op [geboortedag 3] 1990 in Somalië. Eiser heeft op 1 september 1998 de Nederlandse nationaliteit verkregen door naturalisatie. De moeder bezit de Jemenitische nationaliteit en heeft de Nederlandse nationaliteit nimmer gehad.
2.2.
Bij de paspoortaanvraag is een Jemenitische huwelijksakte van [datum] 2019 overgelegd. Deze huwelijksakte is niet correct gelegaliseerd, nu deze gelegaliseerd dient te worden door het Jemenitische ministerie van Buitenlandse
Zaken en voorzien dient te zijn van een verklaring van de Jemenitische ambassade in Den Haag. Het huwelijkscontract is niet getekend door eiser en ook niet door de moeder. Als een Jemenitische vrouw met een vreemdeling trouwt, moet zij toestemming vragen aan de Jemenitische minister van Binnenlandse Zaken voor het huwelijk.
2.3.
De door eiser overgelegde Egyptische notariële akte van 29 mei 2021 verwijst naar een huwelijkscontract van [datum] 1999, zodat de Egyptische notaris met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft verwezen naar de Jemenitische huwelijksakte en niet naar een religieus huwelijk dat in Egypte zou hebben plaatsgevonden op [datum] 2019. De Egyptische notariële akte lijdt daarmee zowel inhoudelijk als naar de wijze van totstandkoming aan gebreken. Een Egyptische notaris is niet bevoegd een met de handschoen gesloten Jemenitische huwelijksakte te bevestigen.
2.4.
Omdat eiser, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen bewijs heeft overgelegd dat hij is gehuwd met de moeder van de minderjarige, heeft verweerder de aanvraag niet verder in behandeling genomen.
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt dat hij en de moeder op [datum] 2019 zijn gehuwd in Egypte. Dit was een traditionele, islamitische, ceremonie, ‘Nikkah’ genaamd. Zij hadden destijds niet door dat zij een wettig huwelijk dienden te sluiten en hebben gekozen voor hun traditionele, culturele huwelijk. De coronapandemie heeft het daarna heel lastig gemaakt om een wettig huwelijk in Egypte te sluiten. Daarom is er op voorspraak van familie van de moeder een huwelijk met de handschoen gesloten in Jemen, waarbij eiser en de moeder niet aanwezig waren. Bij de Jemenitische ambassade in Kaïro hebben eiser en de moeder ontdekt dat een dergelijk huwelijk niet erkend wordt door de Egyptische wet. De Jemenitische ambassade heeft uitgelegd dat een Egyptische rechtbank het door eiser en de moeder in Egypte gesloten huwelijk wettig zou kunnen maken. Dit is gebeurd op 29 mei 2021. Eiser kan dan ook geen correct gelegaliseerde Jemenitische huwelijksakte overleggen, nu hij op [datum] 2019 in Egypte is gehuwd met de moeder.
Bij Egyptische notariële akte van 29 mei 2021 is het 2019 in Egypte gesloten religieuze huwelijk met terugwerkende kracht erkend. Dit naar Egyptisch recht rechtsgeldig gesloten huwelijk moet in Nederland worden erkend.
Uit artikel 10:31 van het Burgerlijk Wetboek volgt immers dat het uitgangspunt is dat een buiten Nederland gesloten huwelijk in Nederland wordt erkend wanneer het volgens het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking heeft plaatsgevonden rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Anders dan eiser stelt, is het ontbreken van een verweerschrift geen reden om het beroep gegrond te verklaren. Verweerder heeft ter zitting verweer gevoerd.
4.2.
Om een beroep te kunnen doen op artikel 10:31, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is noodzakelijk dat de huwelijkssluiting in het buitenland met een correct gelegaliseerde huwelijksakte wordt aangetoond.
4.3.
Eiser is bij brief van 1 maart 2021 in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken een correct gelegaliseerde huwelijksakte over te leggen. Na nogmaals daartoe te zijn gemaand, heeft hij op 3 juni 2021 niet een gelegaliseerde Jemenitische huwelijksakte overgelegd, maar een Egyptische notariële akte. In deze notariële wordt echter verwezen naar een huwelijksakte van [datum] 2019. Eiser heeft deze huwelijksakte niet overgelegd. Voor zover wordt verwezen naar de Jemenitische huwelijksakte, moet worden vastgesteld dat de notaris niet een in Egypte gesloten religieus huwelijk heeft bevestigd. Ook heeft eiser niet met stukken onderbouwd dat op [datum] 2019 in Egypte een religieus huwelijk heeft plaatsgevonden. Verweerder stelt dan ook terecht dat de Egyptische notariële akte van 29 mei 2021 naar inhoud en totstandkoming gebrekkig is.
4.4.
Nu eiser niet de gevraagde documenten waaruit blijkt dat hij met de moeder is gehuwd heeft overgelegd, heeft verweerder op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.