ECLI:NL:RBDHA:2023:5623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
09/299224-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door hindoepriester met gebruik van geestelijk overwicht

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, in zijn hoedanigheid als hindoepriester, de aangeefster heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van zijn geestelijk overwicht. De feiten vonden plaats op 12 mei 2020 in 's-Gravenhage, waar de verdachte de aangeefster onder druk zette door te zeggen dat ze geen 'nee' mocht zeggen, anders zou het erger worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster voldoende steun vonden in ander bewijs, waaronder verklaringen van haar moeder en de omstandigheden rondom de ontmoetingen met de verdachte.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd er een beroepsverbod opgelegd voor de functie van hindoepriester voor de duur van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbaarheid van de aangeefster, die met gezondheidsproblemen kampte en op zoek was naar hulp. De impact van de daden van de verdachte op de aangeefster was aanzienlijk, wat de rechtbank zwaar meeweegt in de strafoplegging. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade vaststelde op € 7.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/299224-21
Datum uitspraak: 20 april 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1946 [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 6 april 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.J. de Bruijn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te 's-Gravenhage door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn vinger(s) en/of hand in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) en/of bij/over de clitoris van die [slachtoffer] ,
- betasten van en/of wrijven over en/of maken van ronddraaiende bewegingen met zijn handen en/of knijpen in de borst(en) en/of tepel(s) en/of vagina van [slachtoffer] ,
- ( met olie) insmeren van het hoofd en/of het gezicht en/of de borst(en) en/of de haren en/of de vagina en/of de benen en/of de voeten en/of de rug, althans het lichaam, met olie en/of
- naakt laten douchen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) water over het naakte lichaam van die [slachtoffer] gieten/gooien, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen)
- een handdoek van het (naakte) lichaam van die [slachtoffer] heeft afgetrokken/weggetrokken,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'Je mag geen nee zeggen, dan wordt het erger. Je moet doen wat ik zeg.',
- ( onverhoeds) de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt,
- zich heeft voorgedaan als hindoepriester en (vervolgens) in die hoedanigheid een reading bij die [slachtoffer] heeft toegepast (welke in het heilige boek staat),
- een psychisch en een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en/of
- heeft ingespeeld op de devotie/godvruchtigheid van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke) overwicht, voortvloeiende uit zijn werk als hindoepriester/pandiet/behandelaar/therapeut door tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Je hebt een slangengezin in je, het meeste is weg maar er is een dochtertje achtergebleven, omdat het een vrouwelijke slang is laat zij mij dit met jou doen. Ze weigert jouw lichaam te verlaten.' en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie en/of ongelijkwaardige situatie heeft doen ontstaan of waardoor die [slachtoffer] zich niet kon verzetten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te 's-Gravenhage, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn verdachtes vinger(s) en/of hand in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) en/of bij/over de clitoris van die [slachtoffer] ,
- betasten van en/of wrijven over en/of maken van ronddraaiende bewegingen met zijn, verdachtes, handen en/of knijpen in de borst(en) en/of tepel(s) en/of vagina van [slachtoffer] ,
- ( met olie) insmeren van het hoofd en/of het gezicht en/of de borst(en) en/of de haren en/of de vagina en/of de benen en/of de voeten en/of de rug, althans het lichaam en/of
- naakt laten douchen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) water over het naakte lichaam van die [slachtoffer] gieten/gooien;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2020 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), bestaande uit het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand in de vagina en/of tussen de schaamlip(pen) en/of bij/over de clitoris van die [slachtoffer] ,
- betasten van en/of wrijven over en/of maken van ronddraaiende bewegingen met zijn, verdachtes, handen over en/of knijpen in de borst(en) en/of tepel(s) van [slachtoffer] ,
- ( met olie) insmeren van het hoofd en/of het gezicht en/of de borst(en) en/of de haren en/of de vagina en/of de benen en/of de voeten en/of de rug, althans het lichaam, en/of
- naakt laten douchen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) water over het naakte lichaam van die [slachtoffer] gieten/gooien, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte (meermalen)
- een handdoek van het (naakte) lichaam van die [slachtoffer] heeft afgetrokken/weggetrokken,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'Je mag geen nee zeggen, dan wordt het erger. Je moet doen wat ik zeg.',
- ( onverhoeds) de borsten en/of vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt,
- zich heeft voorgedaan als hindoepriester en (vervolgens) in die hoedanigheid een reading bij die [slachtoffer] heeft toegepast (welke in het heilige boek staat),
- een psychisch en een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] ,
- heeft ingespeeld op de devotie/godvruchtigheid van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke) overwicht, voortvloeiende uit zijn werk als hindoepriester/pandiet/behandelaar/therapeut door tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Je hebt een slangengezin in je, het meeste is weg maar er is een dochtertje achtergebleven, omdat het een vrouwelijke slang is laat zij mij dit met jou doen. Ze weigert jouw lichaam te verlaten.'.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar zijn en dat deze verklaringen voldoende worden ondersteund door ander bewijs.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte met klem elk verwijt heeft ontkend. De verdachte heeft ontkend op de plaats delict te zijn geweest en dat de ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Ook heeft de raadsman bepleit dat, als er bewijs is voor de ten laste gelegde handelingen, er geen sprake is van verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht omdat er geen sprake is geweest van dwang en binnendringen. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – ingaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden (DH), met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 58).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 2 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 11 t/m 21):
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum: 12 mei 2020 (…)
Hij is Hindoepriester. Zijn achternaam is [adres] .
Ik zag hem aan komen rijden en parkeren. Ik heb toen nog een parkeer-app voor hem gebruikt.
Ik moest met hem meelopen naar de badkamer. Ik moest toen weer naakt zijn en ik heb mij toen uitgekleed. Ik was dus uitgekleed en zat gehurkt bij het douche-putje. Ik zag dat de priester het water over mij heen gooide. Ik zag en voelde dat hij met zijn hand tijdens het water gieten over mijn rechter blote borst kwam.
De priester pakte toen een kommetje, gemaakt van klei, en daar zat iets in, een papiertje gewikkeld in katoen. Dat zou hij in dat kommetje moeten branden. Ik moest gefocust naar dat brandende dingetje kijken. Hij vertelde dat hij dan te horen kreeg wat hij voor handelingen moest doen om uit te voeren. En dat ik moest doen wat hij zei. Ik mocht over deze keer aan niemand wat vertellen omdat het dan veel erger zou zijn voor mij en mijn gezondheid.
Hij zei dat mijn handdoek uit moest. Ik had mijn handdoek los gedaan en naar beneden gedaan tot om mijn middel. Dat mocht niet. Hij trok er aan, voor mij aan mijn rechter zijkant.
Hij kwam met zijn hand bij mijn borst maar raakte mijn borst niet meteen aan. Snel daarna pakte hij mijn borst wel vast. Hij begon met mijn rechterborst. Hij pakte mijn rechterborst vast. Hij maakte draaiende bewegingen met zijn hand op mijn borst. Wrijven en knijpen. Ook over mijn tepel. Hij switchte ook op gegeven moment naar mijn linkerborst en was toen met zijn hand over mijn beide borsten aan het wrijven.
Ik zei op gegeven moment of ik nee mocht zeggen. Dat mocht niet, want dan zou het erger worden met mij. Ik moest dus doen wat hij zei.
Ik moest gaan staan. Hij zat toen aan mijn vagina en aan mijn clitoris. Hij ging daarna met zijn handen aan de bovenkant van mijn vagina, met rondwrijvende bewegingen. Hij ging met zijn hand iets dieper, het was niet heel lang. Het zal ongeveer 10 seconden zijn geweest. Ik zag en voelde dat hij met de vingers zijn hand rondwrijvende bewegingen bij mijn clitoris maakte.
Ik moest op de bank gaan liggen, plat op mijn rug. Hij deed handschoenen aan, pakte de olie en begon boven te smeren met olie. Daarna ging hij over naar mijn borsten. De plekken waar hij eerder bezig geweest was deed hij heel veel olie. Hij ging met zijn handen naar beneden en deed daar ook heel veel olie druppelen. Bij mijn vagina. Ter hoogte van mijn vagina deed hij van achter ook weer heel veel olie. Hij smeerde of spoot heel veel olie bij mijn borsten en deed dat met zijn handen in de handschoenen ook er over heen wrijven.
Ik ben nog naar het raam gelopen om te kijken of hij echt weg ging. Ik zag hem naar
zijn auto lopen en heb toen de parkeerapp afgemeld. Hij had een kleine [kleur] auto. Ik
heb zijn kenteken. [nummer] .
Het geschrift, te weten een screenshot van een parkeerapp, voor zover inhoudende (p. 23):
3. Het proces-verbaal van verhoor van [getuige] , opgemaakt op 22 december 2020, voor zover inhoudende (p. 33 t/m 38):
Hij heeft mijn dochter diezelfde dag (
de rechtbank begrijpt: bij een afspraak eerder dan 12 mei 2020)ook gebaad. Mijn dochter zonder kleren. Hij zei dat het werk nog niet klaar was. Hij moest bij mijn dochter nog 2 keer gaan. Toen zei ik, weet je, als mijn dochter komt dan wil ik er ook bij zijn. Want het is een manpersoon. Ik had ook het gevoel dat hij iets deed, want zo zonder kleren. Ik vertrouwde hem wel, want hij was de [naam] . Maar hij zei dat ik er niet bij kon zijn, want dan zou de slang mij gaan pakken.
Toen (
de rechtbank begrijpt: op 12 mei 2020) ben ik niet geweest. Ik vroeg mijn dochter of alles goed gegaan was. Ze begon te huilen. Ik vroeg wat er was. Ze was helemaal emotioneel, verdrietig, bang. Ze zei, dat hij haar helemaal bloot in huis liet lopen. De [naam] zei dat ze haar kleren uit moest doen. En ze moest door de woonkamer lopen en op de bank gaan liggen. En daarna ging hij met die olie bij haar borst en met haar poenie een beetje spelen.
En toen mijn dochter het vertelde, heb ik de [naam] gebeld. Toen was hij helemaal stil, dat mijn dochter het had verteld. Ik vroeg waarom hij dat gedaan had. Hij zei dat het gebeurd was, maar dat ik het tegen niemand moest vertellen.
4. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , opgemaakt op 4 november 2021, voor zover inhoudende (p. 47 t/m 58):
Ik werk als priester. Ik werk in de kerk of bij mensen thuis. Ik heb een rode auto. Het kenteken is [nummer] . Ik alleen maak gebruik van mijn auto.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Bewijsminimum
Juridisch kader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte, zoals in deze zaak het geval is, brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als belangrijkste bewijsmiddel voorhanden zijn.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van een aangever op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van een aangever en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn.
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Toepassing op deze zaak
De rechtbank zal allereerst toetsen of de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar is om te kunnen worden gebruikt voor het bewijs. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of die verklaring in voldoende mate wordt ondersteund door ander (betrouwbaar) bewijs.
De verklaring van de aangeefster in de aangifte is gedetailleerd en congruent. De aangeefster geeft een uitgebreide omschrijving van de aanloop naar hetgeen in haar woning op 12 mei 2020 is gebeurd. De aangeefster is via anderen in contact gekomen met de verdachte en heeft hem eerder in [stad] gezien, samen met de zus van haar schoonzus. Ook de moeder van de aangeefster heeft eerder telefonisch contact gehad met de verdachte, voordat zij de eerste afspraak met de verdachte hadden in de woning van de aangeefster. De moeder van aangeefster heeft ook verklaard dat zij in de woning van de aangeefster was, met aangeefster en de verdachte en dat de aangeefster van de verdachte bij die afspraak naakt moest baden. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan te nemen dat de verklaring van de aangeefster in strijd is met de waarheid. Haar verklaring wordt juist ondersteund door de verklaring van haar moeder. De rechtbank acht de verklaring van de aangeefster dus betrouwbaar en geloofwaardig.
De verklaring van de aangeefster vindt steun in andere bewijsmiddelen. De aangeefster heeft gezien dat de verdachte op 12 mei 2020 in een [kleur] auto, met kenteken [nummer] , bij de aangeefster kwam. De verdachte heeft hierover verklaard dat dit zijn auto (met kenteken) is en dat hij de enige is die gebruikmaakt van de auto. De aangeefster heeft niet alleen de omschrijving van de auto en het kenteken genoemd, maar heeft ook verklaard dat zij een parkeerapp heeft aangezet zodat de verdachte met zijn auto in de buurt kon parkeren. De aangeefster heeft van die parkeerapp een screenshot aangeleverd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de parkeerapp.
Ook de verklaring van de moeder van de aangeefster is in dit kader van belang. Zij heeft verklaard dat zij de aangeefster heeft gesproken nadat de verdachte op 12 mei 2020 bij haar langs was geweest, en dat zij haar dochter hoorde huilen en dat zij emotioneel, verdrietig en bang was. Dit is een zelfstandige, eigen waarneming ten aanzien van de emotionele en fysieke toestand van de aangeefster, vlak na het moment waarop het gebeurde heeft plaatsgevonden. De moeder van de aangeefster heeft vervolgens de verdachte gebeld. Zij heeft verklaard dat zij de verdachte heeft horen zeggen dat
hetwas gebeurd maar dat zij het tegen niemand mocht vertellen. Ook dat is een zelfstandige, eigen waarneming die in voldoende mate de aangifte ondersteunt.
Tegenover dit alles staat een kale ontkenning door de verdachte. Hij heeft bij zijn politieverhoor (en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting) niet alleen ontkend wat hem ten laste is gelegd, maar heeft ook ontkend bij de aangeefster in de woning te zijn geweest en zelfs dat hij aangeefster ooit heeft ontmoet. Die verklaring acht de rechtbank – in het licht van al hetgeen hiervoor is overwogen – ongeloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte in voldoende mate ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Seksueel binnendringen
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met zijn vingers en hand de clitoris van de aangeefster heeft aangeraakt. De aangeefster heeft daarover verklaard dat dit
‘iets dieper’was en dat het ongeveer tien seconden heeft geduurd.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de clitoris zich bevindt aan de bovenkant van de binnenste schaamlippen, daar waar zij bij elkaar komen. Het is eveneens een feit van algemene bekendheid dat de clitoris alleen kan worden bereikt achter of tussen de schaamlippen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, door de clitoris aan te raken, het lichaam van de aangeefster is binnengedrongen. Deze handeling van de verdachte heeft per definitie een seksuele strekking en is een forse inbreuk op de seksuele integriteit van het lichaam van de aangeefster.
Dwang
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte heeft ingespeeld op de devotie en/of godvruchtigheid van de aangeefster. De enige reden waarom de aangeefster contact heeft gezocht en gehad met de verdachte, is vanwege zijn rol en hoedanigheid als hindoepriester. De aangeefster heeft hierover verklaard dat zij erop vertrouwde dat de verdachte goede intenties had, om haar spiritueel en lichamelijk te helpen bij gezondheidsproblemen. De aangeefster heeft ook verklaard dat zij aan de verdachte heeft gevraagd of zij op enig moment ‘nee’ mocht zeggen tegen handelingen van de verdachte, maar dat de verdachte hierop antwoordde dat dat niet mogelijk was omdat dat het dan erger zou worden. Gelet op alle omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van feitelijke dwang en dat de aangeefster aldus is gedwongen tot het ondergaan van verschillende handelingen. Bovendien heeft hij haar ook onverhoeds aangeraakt. Het is vaste jurisprudentie dat het onverhoedse karakter van dergelijke handelingen kan worden gekwalificeerd als een feitelijkheid waarmee een slachtoffer kan worden gedwongen die handelingen te ondergaan.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit, verkrachting, wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 12 mei 2020 te 's-Gravenhage door een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen
- brengen en houden van en heen en weer bewegen van zijn vingers tussen de schaamlippen en over de clitoris van die [slachtoffer] ,
- betasten van en/of wrijven over en/of maken van ronddraaiende bewegingen met zijn handen en/of knijpen in de borst(en) en/of tepel(s) en/of vagina van [slachtoffer] ,
- met olie insmeren van de borsten en de vagina, althans het lichaam, en/of
- naakt laten douchen van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) water over het naakte lichaam van die [slachtoffer] gieten/gooien, en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte (meermalen)
- een handdoek van het (naakte) lichaam van die [slachtoffer] heeft weggetrokken,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: 'Je mag geen nee zeggen, dan wordt het erger. Je moet doen wat ik zeg.',
- onverhoeds de borsten en vagina van die [slachtoffer] heeft betast/aangeraakt,
- een psychisch en een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] heeft gehad, mede gelet op het leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer] en
- heeft ingespeeld op de devotie/godvruchtigheid van die [slachtoffer] en/of misbruik heeft gemaakt van zijn (geestelijke) overwicht, voortvloeiende uit zijn werk als hindoepriester/
panditeen bedreigende situatie en/of ongelijkwaardige situatie heeft doen ontstaan, waardoor die [slachtoffer] zich niet kon verzetten.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Als bijkomende straf heeft de officier van justitie gevorderd dat het de verdachte wordt verboden om het beroep van (hindoe)priester/pandit uit te oefenen gedurende drie jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is op leeftijd en heeft een broze gezondheid. De verdachte is bovendien
first offenderen doet zijn werk als priester al jaren naar tevredenheid van zijn klanten. De raadsman heeft ook aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. De verdachte heeft in zijn hoedanigheid als priester/pandit misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de aangeefster. De aangeefster kampte met gezondheidsproblemen en heeft een oplossing gezocht door middel van de rituelen van de verdachte. De verdachte had daardoor een machtspositie en bracht de aangeefster in een positie waartegen zij zich niet kon verzetten. De verdachte heeft zich daardoor schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster. De aangeefster voelt nog de gevolgen van hetgeen de verdachte met haar heeft gedaan. De slachtofferverklaring die de aangeefster ter zitting heeft voorgelezen, illustreert hoeveel impact het handelen van de verdachte op haar leven heeft gehad en nog steeds heeft. De verdachte heeft kennelijk zijn eigen seksuele behoeften vooropgesteld en de belangen van de aangeefster genegeerd, wat de rechtbank de verdachte kwalijk neemt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 22 februari 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven met politie of justitie in aanraking is geweest.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De verdachte is niet in verzekering gesteld. Hij is wel verhoord, namelijk op 4 november 2021. Zou de redelijke termijn op die datum zijn aangevangen, dan zijn sinds die datum nog geen twee jaren verstreken. De redelijke termijn is dus niet overschreden.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft voorts gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
In dit geval acht de rechtbank relevant en strafverlagend dat er sprake is geweest van een beperkte mate van dwang. De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte reeds op leeftijd is, een broze gezondheid heeft en geen (relevant) strafblad heeft.
Gelet op alle omstandigheden die hiervoor zijn overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht daarbij een voorwaardelijk deel passend, enerzijds om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht passend en geboden een gevangenisstraf van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte zich in de hoedanigheid van hindoepriester/pandit schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit, ziet de rechtbank redenen om aan de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod voor de functie van hindoepriester/pandit op te leggen voor de duur van drie jaren.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ziet op vergoeding van immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de
benadeelde partij met toewijzing van de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op het vrijspraakverweer, bepleit om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Verder is aangevoerd dat de onderbouwing van de vordering niet vergelijkbaar is met onderhavige zaak en dat daarbij verwezen is naar uitspraken waarbij ‘meermalen gepleegd’ bewezen is verklaard en dat dat in onderhavig geval niet aan de orde is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit. De vordering is voldoende onderbouwd en de impact van het bewezen verklaarde feit op de aangeefster is voor de rechtbank duidelijk. De rechtbank heeft acht geslagen op schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend aan slachtoffers.
Gelet op wat door en namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 7.500,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 mei 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 28, 31, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde golden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
verkrachting;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van (hindoe)priester/ pandit voor de duur van 3 (drie) jaren;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] deels toe tot een bedrag van € 7.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 12 mei 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 72 dagen; de toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Ferwerda, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2023.