ECLI:NL:RBDHA:2023:5615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
NL23.5673
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Syrische vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 april 2023, is het beroep van eiser, een Syrische vreemdeling, gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens de Dublinverordening verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn asielaanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 11 april 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken en recente landeninformatie die wijzen op een fundamentele systeemfout in de asielprocedure in Bulgarije, met name met betrekking tot pushbacks van asielzoekers. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vernietigde het besluit van 23 februari 2023. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiser.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om de situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije zorgvuldig te onderzoeken voordat besluiten worden genomen die hen kunnen raken. Dit is van belang in het licht van de internationale verplichtingen van Nederland en de bescherming van mensenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5673

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. L.M. Straver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

Procesverloop

Bij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (NL23.5674).
Eiser heeft op 6 april 2023 zijn beroepsgronden aangevuld. Verweerder heeft hierop op
11 april 2023 schriftelijk gereageerd.
Op 6 april 2023 heeft de rechtbank partijen laten weten dat de zaak verder meervoudig zal worden behandeld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de voorlopige voorziening, NL23.5674, op de zitting van 11 april 2023 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Kanaan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.
Eiser is geboren op [geboortedag] 1999 en heeft de Syrische nationaliteit. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 26 september 2022 in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Hij heeft op 21 oktober 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
Waarom heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen?
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening aanvaard. Volgens verweerder kan ten aanzien van Bulgarije nog altijd worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest. [4] Verweerder heeft in de door eiser overgelegde jurisprudentie en landeninformatie geen aanleiding gezien om tot een ander standpunt te komen.
Wat is het standpunt van eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Bulgarije niet langer (zonder meer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Naast de mishandelingen die hij zelf heeft ondergaan in Bulgarije wijst hij daarbij erop dat Bulgarije zich schuldig maakt aan directe en indirecte pushbacks van asielzoekers. Er bestaan daarom concrete aanwijzingen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Verweerder kan zich zonder nader onderzoek niet beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser, onder meer, naar het
AIDA [5] -rapport over Bulgarije van 23 februari 2022 (update 2021) en naar een artikel van de ECRE [6] van 10 september 2021. [7] Verder verwijst eiser naar diverse uitspraken, waaronder de uitspraak van 2 maart 2023, van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem. [8] Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder gebruik had moeten maken van de discretionaire bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiser wijst daarnaast op de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022 [9] en verzoekt, subsidiair, om de behandeling van zijn beroep aan te houden in afwachting van de beantwoording van deze prejudiciële vragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder ten aanzien van Bulgarije nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder nader onderzoek dient te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Voor de motivering van dat oordeel sluit de rechtbank aan bij de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023. [10] In deze uitspraak oordeelde de rechtbank onder verwijzing naar de aangehaalde landeninformatie dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Er zijn voldoende (serieuze) aanknopingspunten dat ook terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije te maken kunnen krijgen met pushbacks. Om die reden had verweerder nader onderzoek moeten doen naar het risico voor overgedragen Dublinclaimanten om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling dan wel tijdens de behandeling van hun asielverzoek. Gegeven de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van de vreemdeling komen.
4.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat wel degelijk mag worden uitgegaan van het uitgangspunt dat de Bulgaarse autoriteiten hun internationale verplichtingen nakomen. Uit de door eiser aangehaalde landeninformatie blijkt niet dat teruggekeerde Dublinclaimanten een reëel risico lopen om te worden geconfronteerd met een pushback. Zij passeren allereerst niet de grens waar pushbacks plaatsvinden, maar vliegen met een laissez-passer, legaal en gecontroleerd, naar Bulgarije. Na overdracht worden zij, afhankelijk van de stand van hun asielprocedure, bovendien opgevangen in een opvangcentrum of een uitzetcentrum, waarbij zij gehouden zijn aan een gebiedsgebod voor de regio van hun opvanglocatie. Hierdoor mogen Dublinclaimanten zich, volgens verweerder, niet zonder toestemming vrij bewegen op het grondgebied van Bulgarije en is de kans klein dat zij te maken krijgen met pushbacks in het grensgebied. Voor zover Dublinclaimanten zich wel vrij kunnen bewegen op het grondgebied van Bulgarije kunnen zij hun laissez-passer tonen die zij ten behoeve van de overdracht aan Bulgarije verstrekt hebben gekregen van de Bulgaarse autoriteiten. Het is verweerder verder niet bekend dat pushbacks ook buiten de grensregio plaatsvinden.
4.3.
De rechtbank ziet in wat verweerder hier heeft betoogd geen aanleiding om op dit moment anders te oordelen dan in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023. In het licht van wat eiser heeft aangevoerd en is besproken op zitting en gelet op de meest recente landeninformatie over Bulgarije [11] bestaat onduidelijkheid ten aanzien van de opvang van (niet kwetsbare) Dublinclaimanten en daarmee of zij zich al dan niet vrij kunnen bewegen op het grondgebied van Bulgarije, of de pushbacks alleen in de grensregio plaatsvinden of ook daarbuiten en of het laten zien van een laissez-passer de Bulgaarse autoriteiten / politie ervan weerhoudt om Dublinclaimanten op te pakken en uit te zetten. Het ontbreken van voldoende informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije kan niet voor risico van de vreemdeling komen.
4.4.
De rechtbank volgt eiser daarom in zijn betoog dat het onder deze omstandigheden aan verweerder is om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM.
5. De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [12] Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan verweerder is om nader onderzoek te doen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen, omdat niet bekend is hoe lang het benodigde onderzoek zal duren. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Het is niet meer nodig om de overige beroepsgronden van eiser te bespreken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 23 februari 2023;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens - Fockens, voorzitter, en mr. M.J.L van der Waals en mr. D.C. Laagland, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Asylum Information Database.
6.European Council on Refugees and Exiles.
7.Bulgaria: Pushbacks Escalate as Government Discusses Reinforcements at Borders, bron: https://ecre.org/bulgaria-pushbacks-escalate-as-government-discuss-reinforcements-at-borders.
11.Bijvoorbeeld het AIDA-rapport over Bulgarije (update 2022).
12.Algemene wet bestuursrecht.