ECLI:NL:RBDHA:2023:560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
NL22.1057
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van machtiging tot voorlopig verblijf en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door verzoeker, die zich wilde vestigen bij zijn familie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder het bezwaar van verzoeker tegen de weigering van de mvv kennelijk ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op de zitting van 3 november 2022 had geagendeerd. Deze zitting werd echter op verzoek van de verweerder verdaagd. Op 20 december 2022 heeft de staatssecretaris het eerdere besluit ingetrokken en verzoekers bezwaar alsnog gegrond verklaard, waardoor hem de gevraagde mvv werd verleend.

De rechtbank heeft vervolgens het beroep op de zitting van 11 januari 2023 geagendeerd, maar verzoeker trok zijn beroep in en verzocht om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de Awb en dat, omdat de staatssecretaris geheel aan het beroep van verzoeker tegemoet is gekomen, het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond wordt toegewezen.

De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker ter hoogte van € 837,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter K.M. de Jager en openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F.M.A. Coenen).

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen de weigering om hem een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij S.J.M. Soeterbroek’ te verlenen kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep geagendeerd op de zitting van 3 november 2022. Op verzoek van verweerder is deze zitting verdaagd.
Bij besluit van 20 december 2022 heeft verweerder het besluit van 19 januari 2022 ingetrokken, verzoekers bezwaar alsnog gegrond verklaard en hem de gevraagde mvv verleend.
De rechtbank heeft het beroep geagendeerd op de zitting van 11 januari 2023.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten.
Verweerder heeft hier schriftelijk op gereageerd.
De rechtbank heeft meegedeeld dat de zitting van 11 januari 2023 geen doorgang zal vinden. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Hangende het beroep heeft verweerder alsnog aan verzoeker de door hem gevraagde mvv verleend. Verweerder is daarmee geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen. In zijn schriftelijke reactie heeft verweerder zich niet verzet tegen een proceskostenveroordeling. Gelet hierop wordt het verzoek om een veroordeling van verweerder in de proceskosten als kennelijk gegrond toegewezen.
3. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Bpb voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).
4. De rechtbank wijst er verder nog op dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ter hoogte van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.