ECLI:NL:RBDHA:2023:56

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 8126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering om beschadigde bankbiljetten om te ruilen wegens vermoedelijke opzettelijke beschadiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en De Nederlandsche Bank N.V. Eiser had een verzoek ingediend om beschadigde bankbiljetten ter waarde van €6.500,- om te ruilen. De bankbiljetten waren beschadigd doordat eiser's ex-vriendin deze per ongeluk in de oven had verbrand. De Nederlandsche Bank weigerde echter om de biljetten om te ruilen, omdat zij vermoedde dat de biljetten opzettelijk waren beschadigd. Dit vermoeden was gebaseerd op een rapport van het Nationaal Analyse Centrum vals geld (NAC), waarin werd gesteld dat de beschadiging van de biljetten niet overeenkwam met de schade die normaal gesproken ontstaat bij brand in een oven.

Eiser was het niet eens met de beslissing van de bank en stelde dat het rapport van het NAC niet betrouwbaar was. Hij betoogde dat er onvoldoende informatie was over de omstandigheden waaronder de biljetten waren beschadigd en dat hij niet opzettelijk had gehandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de bank voldoende redenen had om aan te nemen dat de biljetten opzettelijk waren beschadigd en dat het onderzoek van het NAC zorgvuldig was uitgevoerd. Eiser had bovendien zelf geen aanvullend onderzoek laten uitvoeren om zijn stellingen te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de weigering van De Nederlandsche Bank om de biljetten om te ruilen rechtmatig was en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser was verantwoordelijk voor de kosten van de procedure en de rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/8126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. P.H.J. Körver),
en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerder

(gemachtigde: mr. J. Keur).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de beschadigde bankbiljetten van eiser om te wisselen of terug te geven.
Bij besluit van 5 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 12 december 2022. Eiser en zijn gemachtigde waren aanwezig. De gemachtigde van verweerder was ook aanwezig.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser wil graag beschadigde bankbiljetten inruilen. Hij zegt dat hij deze thuis had verstopt in de oven. Zijn ex-vriendin wist dat niet en heeft de oven aangedaan. Daardoor zijn de biljetten half verbrand. Het gaat om €6.500,-. Eiser wil deze biljetten graag inruilen voor nieuwe.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft de biljetten niet omgeruild en evenmin teruggegeven. [1] Verweerder vermoedt dat de biljetten opzettelijk zijn beschadigd. Hij baseert dit op een onderzoek van het Nationaal Analyse Centrum vals geld (NAC). In het rapport van dit onderzoek staat dat biljetten die in de oven zijn beschadigd er anders uit zien dan die van eiser. Verweerder heeft de biljetten ook niet teruggegeven, omdat er geen redenen zijn aan te nemen dat eiser te goeder trouw is.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij vindt het rapport van het NAC niet betrouwbaar. Er blijkt niet uit met wat voor soort oven en biljetten het onderzoek is uitgevoerd, hoe lang de biljetten in de oven hebben gelegen en op welke temperatuur. Bij een medewerker van de advocaat van eiser heeft een vel bakpapier in de oven vlam gevat. Deze lag te dicht tegen de achterwand van de oven. Volgens eiser kan dit ook met biljetten gebeuren. Eiser wilde de biljetten niet op een zichtbare plek verstoppen. Daarom heeft hij ze tegen de achterwand gelegd. Dat is ook de reden waarom zijn ex-vriendin de biljetten niet heeft gezien. Daarnaast twijfelt eiser aan de vakkundigheid van het NAC. De reden hiervoor is dat het NAC tijdens de bezwaarprocedure aanvullend onderzoek heeft moeten doen.
Verweerder gaat er ten onrechte van uit dat eiser niet te goeder trouw was. Eiser heeft immers verteld waar de biljetten vandaan komen. Daarnaast is het niet zijn schuld dat de biljetten zijn verbrand, maar die van zijn ex-vriendin. Eiser heeft de biljetten dus niet opzettelijk beschadigd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank volgt het betoog van eiser op zitting niet dat er geen aanleiding was om een onderzoek naar de biljetten uit te voeren. Zoals verweerder ook op zitting heeft toegelicht wordt een dergelijk onderzoek standaard uitgevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de biljetten zondermeer hadden kunnen worden omgeruild.
4.1
Er is geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek door het NAC. Eiser vindt van wel, maar heeft daar geen goede redenen voor gegeven. Dat het NAC tijdens de bezwaarprocedure een aanvullende toelichting heeft gegeven, maakt het onderzoek niet onbetrouwbaar. In deze aanvullende toelichting heeft het NAC gespecificeerd onder welke omstandigheden – wat voor soort oven, welke temperatuur, etc. – het onderzoek is uitgevoerd. Ook in dit opzicht is het onderzoek van het NAC voldoende betrouwbaar. Dat de omstandigheden waaronder het onderzoek is uitgevoerd niet precies dezelfde omstandigheden zijn als die waaronder eiser zegt dat zijn biljetten verbrand zijn, doet daar niet aan af. Eiser had bovendien zelf ook een onderzoek kunnen laten doen, maar dat heeft hij niet gedaan. Daarom mocht verweerder het rapport van het NAC overnemen. Dat betekent dat verweerder voldoende redenen heeft om te vermoeden dat de biljetten opzettelijk zijn beschadigd. De stelling van eiser dat verweerder het door eiser geschetste scenario niet heeft uitgesloten maakt dat, wat daar ook van zij, niet anders. Het betoog van eiser slaagt niet.
4.2
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet voldoende redenen heeft om te vermoeden dat eiser te goeder trouw is. Eiser heeft zijn stelling dat niet hij, maar zijn ex-vriendin, de biljetten heeft beschadigd niet aannemelijk gemaakt. Dat eiser aan verweerder heeft verteld waar de biljetten vandaan komen, betekent nog niet dat verweerder er ook van uit moet gaan dat deze niet opzettelijk zijn beschadigd. Ook dit betoog van eiser slaagt niet.
4.3
Verweerder mag weigeren de biljetten om te ruilen en terug te geven.
5. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F. Janmaat, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 3, eerste en derde lid, van het Besluit van de Europese Centrale Bank van 19 april 2013 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulaire nemen van eurobankbiljetten.