ECLI:NL:RBDHA:2023:56
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering om beschadigde bankbiljetten om te ruilen wegens vermoedelijke opzettelijke beschadiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en De Nederlandsche Bank N.V. Eiser had een verzoek ingediend om beschadigde bankbiljetten ter waarde van €6.500,- om te ruilen. De bankbiljetten waren beschadigd doordat eiser's ex-vriendin deze per ongeluk in de oven had verbrand. De Nederlandsche Bank weigerde echter om de biljetten om te ruilen, omdat zij vermoedde dat de biljetten opzettelijk waren beschadigd. Dit vermoeden was gebaseerd op een rapport van het Nationaal Analyse Centrum vals geld (NAC), waarin werd gesteld dat de beschadiging van de biljetten niet overeenkwam met de schade die normaal gesproken ontstaat bij brand in een oven.
Eiser was het niet eens met de beslissing van de bank en stelde dat het rapport van het NAC niet betrouwbaar was. Hij betoogde dat er onvoldoende informatie was over de omstandigheden waaronder de biljetten waren beschadigd en dat hij niet opzettelijk had gehandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de bank voldoende redenen had om aan te nemen dat de biljetten opzettelijk waren beschadigd en dat het onderzoek van het NAC zorgvuldig was uitgevoerd. Eiser had bovendien zelf geen aanvullend onderzoek laten uitvoeren om zijn stellingen te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de weigering van De Nederlandsche Bank om de biljetten om te ruilen rechtmatig was en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser was verantwoordelijk voor de kosten van de procedure en de rechtbank wees erop dat tegen deze uitspraak binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.