ECLI:NL:RBDHA:2023:5566
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige
Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat [minderjarige01] feitelijk bij zijn moeder verblijft. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 14 maart 2023. Tijdens de zitting werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar toegelicht door de gecertificeerde instelling, die aangaf dat er positieve ontwikkelingen waren in de situatie van [minderjarige01]. De ouders voerden echter verweer en stelden dat de ondertoezichtstelling niet de gewenste hulp had geboden.
Na beoordeling van de situatie concludeerde de kinderrechter dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet langer aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat [minderjarige01] zich aan de afspraken hield en positieve stappen had gezet. De ouders waren bereid om hulp in het vrijwillige kader te accepteren. Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.