ECLI:NL:RBDHA:2023:5566

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/09/641196 / JE RK 23-88
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de ouders als vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat [minderjarige01] feitelijk bij zijn moeder verblijft. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 14 maart 2023. Tijdens de zitting werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar toegelicht door de gecertificeerde instelling, die aangaf dat er positieve ontwikkelingen waren in de situatie van [minderjarige01]. De ouders voerden echter verweer en stelden dat de ondertoezichtstelling niet de gewenste hulp had geboden.

Na beoordeling van de situatie concludeerde de kinderrechter dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet langer aanwezig waren. De kinderrechter oordeelde dat [minderjarige01] zich aan de afspraken hield en positieve stappen had gezet. De ouders waren bereid om hulp in het vrijwillige kader te accepteren. Daarom werd het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/641196 / JE RK 23-88
Datum uitspraak: 13 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 16 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2007 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de man01] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 1 februari 2023 van de moeder, waaruit blijkt dat zij behandeling van de zaak op zitting wenst.
Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de moeder;
- [naam01] en [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is op 13 maart 2023 voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij zijn moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 september 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 14 september 2022 tot 14 maart 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting het verzoek als volgt toegelicht. Er zijn geen zorgen meer omtrent de verkeerde vriendengroep van [minderjarige01] en zijn medicatie werkt goed, wanneer hij deze regelmatig inneemt. De afspraken met [instelling01] worden goed nagekomen. Sinds januari is er een coach van [instelling02] betrokken die een paar keer per week contact heeft met [minderjarige01] en het gezin. [minderjarige01] heeft een goede klik met hem en de coach heeft ook aangegeven dat [minderjarige01] zijn afspraken nakomt. Op dit moment gaat [minderjarige01] niet naar school, maar werkt hij bij de Macdonalds. [minderjarige01] wil graag een baan zoeken in de bouw en er zal een plan worden gemaakt om hem in te schrijven voor een leerwerktraject of een leerstage. De komende periode is het van belang dat de vrijstelling van de leerplicht en de overdracht naar het vrijwillig kader goed worden geregeld. Gelet op de positieve ontwikkeling is verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden voldoende om de deze zaken te regelen en de ondertoezichtstelling af te sluiten.
De vader en de moeder hebben verweer gevoerd. De moeder geeft aan dat de ondertoezichtstelling er niet voor heeft gezorgd dat [minderjarige01] de hulp kreeg die hij nodig had. Het gezinsplan is niet zorgvuldig opgesteld en de jeugdbeschermer heeft niet met [minderjarige01] gesproken en is niet bij de ouders thuis geweest. De moeder heeft zelf alle hulp, zoals de coach, geregeld en zal dit ook blijven doen in het vrijwillige kader. Ook onderhoudt de moeder zelf de contacten met leerplicht om de vrijstelling te regelen. De moeder vindt dan ook dat er eigenlijk geen reden is om de ondertoezichtstelling te verlengen. Als het nodig zou zijn kan de moeder zich erin vinden om de ondertoezichtstelling te verlengen voor drie maanden om het goed af te kunnen sluiten. De vader sluit zich aan bij de moeder.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er geen sprake meer is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige01] . Hij houdt zich aan de afspraken en heeft stappen gezet en een positieve ontwikkeling laten zien. Er zijn nog steeds een aantal zorgen ten aanzien van de specifieke opvoedbehoeftes van [minderjarige01] waar goed op moet worden ingezet, maar het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling is hiervoor niet langer passend. De ouders hebben ook laten zien dat zij bereid en in staat zijn om de hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren en waar nodig zelf in te roepen. De kinderrechter zal het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling daarom afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2022 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.