ECLI:NL:RBDHA:2023:5565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/09/637079 / FA RK 22-7139
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een zaak betreffende een minderjarige met ontwikkelingsbedreiging

Op 13 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats], Somalië. De rechtbank heeft deze beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, dat op 21 oktober 2022 was ingediend. De Raad verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, te benoemen tot voogd over [minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al lange tijd sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige], die te maken heeft met een belast verleden en hechtingsproblematiek. De relatie tussen de moeder en [minderjarige] is ernstig verstoord, wat heeft geleid tot een gebrek aan contact en ondersteuning van de moeder. Ondanks de inzet van hulpverlening is het niet gelukt om deze situatie te verbeteren.

Tijdens de zitting op 13 maart 2023 is [minderjarige] gehoord in het bijzijn van de bijzondere curator, mr. [bijzonder curator]. De moeder was niet verschenen, maar haar advocaat heeft instemming gegeven met het verzoek. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd, zodat hij de nodige begeleiding kan krijgen in zijn ontwikkeling naar volwassenheid. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven bereid te zijn de voogdij op zich te nemen en heeft de rechtbank verzekerd dat zij [minderjarige] zal begeleiden in de komende jaren.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling benoemd tot voogd over [minderjarige] en de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, op 13 maart 2023.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637079 /FA RK 22-7139
Datum uitspraak: 13 maart 2023
Beschikking van de enkelvoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak naar aanleiding van het op 21 oktober 2022 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:
-
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] , Somalië,
hierna ook te noemen: [minderjarige] ,
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. G.D. Haytink, te Den Haag,

[bijzonder curator] hierna te noemen: de bijzondere curator,

en

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 20 januari 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is mr. [bijzonder curator] benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] en het verzoek tot beëindiging van het gezag en de benoeming van de voogd aangehouden tot deze zitting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • voornoemde beschikking d.d. 20 januari 2023 en de daarin vermelde stukken;
  • het verslag van de bijzondere curator inclusief bijlage(n), d.d. 3 maart 2023.
Op 13 maart 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de advocaat van de moeder;
  • [minderjarige] ;
  • de bijzondere curator, [bijzonder curator] .
[minderjarige] is op 13 maart 2023 voorafgaand aan de zitting in het bijzijn van de bijzondere curator in raadkamer gehoord.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd over [minderjarige] . De zorgen die ten grondslag liggen aan het verzoek zoals weergegeven in de beschikking van 20 januari 2023 zijn nog steeds aanwezig. De relatie tussen de moeder en [minderjarige] is langdurig ernstig verstoord en de moeder kan niet aansluiten bij wat hij nodig heeft, wat hem tegenhoudt in zijn verdere zelfstandige ontwikkeling. Het is van belang dat de voogdij bij de gecertificeerde instelling komt te liggen en dat er ook oog is voor de begeleiding en woonplek na de meerderjarigheid van [minderjarige] .
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft haar bereidverklaring de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen gehandhaafd. De betrokken jeugdbeschermer M. Witjes heeft toegezegd dat zij [minderjarige] zo goed mogelijk kan en wil begeleiden de komende jaren. Er is contact gelegd met WMO en zij kunnen [minderjarige] ook op financieel gebied begeleiden. Verder zal met de hulpverlening ook gekeken worden naar een geschikte vervolgplek voor [minderjarige] voor na zijn meerderjarigheid en wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van een (Engelstalige) opleiding. Er wordt op dit moment gedacht aan begeleid wonen; bij Veerkracht leert [minderjarige] ook al om zelfstandig te worden en stappen zetten om dingen zelf te regelen.
De advocaat heeft namens de moeder de instemming met het verzochte herhaald. [minderjarige] woont al langere tijd niet meer bij de moeder en ze hebben geen vertrouwen meer in elkaar.
De bijzondere curator heeft ter zitting, in aanvulling op het verslag, nog het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] heeft vooruitgang geboekt door de gesprekken met hulpverlening sinds de zitting van 16 december jl. Het is hem nu duidelijk dat de beëindiging van het gezag van de moeder nodig is om hem goed te kunnen begeleiden naar volwassenheid. Het is voor [minderjarige] van belang dat hij iemand heeft aan wie hij dingen kan vragen en dat er afspraken worden gemaakt over wat er nog voor hem geregeld moet worden. [minderjarige] moet vertrouwen in diegene kunnen hebben en dat vertrouwen kunnen behouden; hij heeft vertrouwen in zijn huidige jeugdbeschermer, maar hij heeft ook zorgen dat bij een mogelijke overdracht naar een andere uitvoerder er ineens een andere koers gevaren wordt. Een andere zorg waar [minderjarige] mee zit is hoe de begeleiding er na zijn meerderjarigheid uit zal komen te zien. Er komt veel op hem af als hij meerderjarig wordt en het is belangrijk dat hij hierin niet zal vastlopen. De bijzondere curator is ook bereid om [minderjarige] hierbij te helpen. Of na zijn meerderjarigheid bewindvoering, al dan niet in combinatie met mentorschap, de beste optie voor [minderjarige] is, is een vraag die nog open ligt en de bijzonder curator heeft er op gewezen dat te zijner tijd goed naar de verschillende opties gekeken moeten worden door de gecertificeerde instelling.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde op beide zittingen is gebleken dat er al lange tijd sprake is van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . Hij heeft een belast verleden en er is sprake van hechtingsproblematiek. De relatie tussen de moeder en [minderjarige] is langdurig ernstig verstoord, waarbij een patroon is ontstaan van afhouden van contact en verwijten naar elkaar. Ondanks de inzet van hulpverlening is het niet gelukt om dit patroon te doorbreken. [minderjarige] heeft als gevolg daarvan al enige tijd, tot op heden, geen structureel fysiek contact met de moeder. De moeder weigert om zaken voor hem te regelen, zoals het aanvragen van zijn paspoort of het openen van een bankrekening. Uit de stukken leidt de rechtbank verder af dat de moeder vasthoudt aan bepaalde verwachtingen die zij van [minderjarige] heeft en hem tegelijk voortdurend verwijten maakt. Dit belemmert [minderjarige] in zijn ontwikkeling en staat in de weg aan zijn groei naar zelfstandigheid. De afgelopen periode heeft [minderjarige] hard aan zichzelf gewerkt en een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij heeft laten zien dat hij openstaat voor hulpverlening en gemotiveerd is voor dagbesteding en behandeling. Hij wordt echter, zowel op praktisch als emotioneel gebied, beperkt in zijn verdere ontwikkeling naar zelfstandigheid doordat de moeder nog het gezag over hem heeft. In de stukken en ter zitting is onderbouwd aangedragen dat het perspectief van [minderjarige] bij Veerkracht ligt. Het is voor [minderjarige] van groot belang dat de komende periode een aantal zaken in aanloop naar zijn meerderjarigheid goed wordt geregeld en dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over zijn begeleiding en de plaats waar hij daarna zal kunnen wonen.
Zijn huidige jeugdbeschermer, die hem al langere tijd begeleidt en in wie [minderjarige] veel vertrouwen heeft, heeft [minderjarige] de bevestiging gegeven dat zij hem in dit proces kan bijstaan en dat zij haar rol voor hem wil en kan blijven vervullen.
De hiervoor besproken omstandigheden leiden tot het oordeel dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder moet worden toegewezen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat de gecertificeerde instelling zich zowel ter zitting als schriftelijk bereid heeft verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. [minderjarige] staat ook achter dit verzoek en heeft vertrouwen in de -aan die instelling verbonden- betrokken jeugdbeschermer. Zij heeft te kennen gegeven bereid en in staat te zijn om hem ook in de komende periode te begeleiden en te ondersteunen naar zelfstandigheid.
Dit leidt er toe dat de rechtbank de gecertificeerde instelling zal benoemen tot voogd over [minderjarige] .
Bijzonder curator
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzonder curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzonder curator voor deze procedure daarom als beëindigd.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
- [de vrouw] , geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats] , Somalië,
over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] , Somalië,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator mr [bijzonder curator] voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. M.H. Rochat, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.