ECLI:NL:RBDHA:2023:5563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
C/09/642782 / JE RK 23-311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03] en [minderjarige04]. Het verzoek is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, naar aanleiding van een situatie waarin de draaglast van de moeder niet in balans is met haar draagkracht. De kinderen verblijven feitelijk bij hun grootmoeder aan moederszijde, en zijn sinds 13 september 2018 onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks haar liefdevolle betrokkenheid, niet in staat is om de volledige zorg voor de kinderen te dragen, wat heeft geleid tot de beslissing om de kinderen uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening bij de grootmoeder.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen en de ouders zijn gehoord. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij met hulpverlening in staat is om voor de kinderen te zorgen, maar de kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de moeder en de relatie met de grootmoeder problematisch is. De kinderen hebben behoefte aan stabiliteit en continuïteit, wat zij momenteel ervaren bij de grootmoeder. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 4 december 2023.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft het meer of anders verzochte afgewezen. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 28 maart 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/642782 / JE RK 23-311
Datum uitspraak: 13 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 16 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (verder: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
-
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ;
-
[minderjarige02], geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ;
-
[minderjarige03], geboren op [geboortedatum03] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] ;
-
[minderjarige04], geboren op [geboortedatum04] 2015 te [geboorteplaats02] ,
hierna te noemen: [minderjarige04] ;
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H.H.R. Bruggeman, te Leiderdorp.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[de man01] , hierna te noemen: de vader.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader.
[minderjarige01] is op 13 maart 2023 voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.

Feiten

- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- De kinderen verblijven feitelijk bij de grootmoeder moederszijde.
- De kinderen zijn sinds 13 september 2018 onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling laatstelijk door de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 24 november 2022 is verlengd van 4 december 2022 tot 4 december 2023.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 4 april 2022 machtiging verleend de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten de grootmoeder moederszijde van 12 april 2022 tot 12 juli 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten de grootmoeder moederszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 4 december 2023.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Op dit moment is de draaglast en de draagkracht van de moeder uit balans waardoor het haar niet lukt om volledig voor alle kinderen te zorgen. Na de eerdere uithuisplaatsing van de kinderen is het VUHP intensief betrokken geweest en is met de moeder gekeken naar wat de kinderen nodig hebben en hoe de moeder daar het beste bij kan aansluiten. De moeder is liefdevol naar de kinderen, maar ze blijkt onvoldoende weerbaar. Dit komt mede doordat haar belaste verleden en eigen problematiek voorop staat. Het VUHP heeft daarom geadviseerd de kinderen uit huis te plaatsen. De kinderen verblijven op dit moment weer bij de grootmoeder moederszijde waar zij eerder al lange tijd hebben gewoond. Met name [minderjarige04] heeft last van de wisselingen en het is van belang dat er duidelijkheid komt voor de kinderen. De gecertificeerde instelling wil de mogelijkheid van een vorm van co-ouderschap onderzoeken. Het contact tussen de moeder en de grootmoeder en een aantal andere familieleden is echter slecht waardoor er sprake is van een loyaliteitsconflict. Er wordt nu gekeken of er systeemtherapie kan worden ingezet voor de moeder en de grootmoeder. Het is de moeder niet gelukt om afspraken te maken met de pleegzorg en initiatief te tonen om de kinderen te zien waardoor dit nog niet van de grond is gekomen. De vader is wel in staat om afspraken te maken met de grootmoeder en de kinderen te zien. De kinderen staan er niet voor open om van elkaar gescheiden te worden en willen bij elkaar blijven wonen. De komende periode zal de opvoedvisie en het perspectief voor de kinderen worden bepaald. Een kortere duur voor de machtiging dan verzocht acht de gecertificeerde niet realistisch vanwege de wachtlijsten voor de noodzakelijke hulpverlening.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder kan met behulp van hulpverlening voor alle kinderen zorgen. Volgens de moeder had VUHP aangegeven dat het goed ging en zij heeft de adviezen opgevolgd. De moeder heeft het afgelopen jaar haar moederrol gepakt en zich aan de afspraken gehouden, maar de relatie met de grootmoeder verloopt moeizaam. De kinderen ervaren hierdoor geduw en getrek waardoor zij in een loyaliteitsconflict raken. Het is van belang dat de komende periode wordt gewerkt aan het verbeteren van de relatie tussen de moeder en de grootmoeder zodat de kinderen niet meer het gevoel hebben dat zij moeten kiezen. Dit is ook van groot belang voor het toewerken naar een vorm van co-ouderschap. De advocaat heeft voorgesteld om de kinderen eventueel gefaseerd bij de moeder terug te plaatsen en te onderzoeken of in ieder geval een deel van de kinderen bij de moeder kan wonen. Het verzoek is dan ook toewijzing van de machtiging voor een kortere duur en om over vier of vijf maanden opnieuw een toetsmoment bij de rechtbank te hebben om te kijken hoe de stand van zaken op dat moment is.
De vader heeft naar voren gebracht dat er sprake is van een negatief patroon tussen de moeder en haar familieleden waar de kinderen onder lijden. Het is van belang dat er wordt samengewerkt en de kinderen daarbij voorop staan.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat de kinderen na een eerdere periode van uithuisplaatsing vanaf augustus 2022 bij de moeder zijn geplaatst en dat hierbij vanuit het VUHP intensieve hulp was ingezet om deze terugplaatsing zo goed mogelijk te laten verlopen en te monitoren. De afgelopen periode is echter gebleken dat het de moeder onvoldoende lukt om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van de kinderen waardoor zij niet in staat is om de volledige opvoeding en verzorging op zich te nemen. De moeder is betrokken en liefdevol naar de kinderen toe, maar de draaglast overstijgt de draagkracht van de moeder. De kinderen verblijven daarom inmiddels weer bij de grootmoeder moederszijde waar zij eerder al lange tijd hebben gewoond en deels zijn opgegroeid. Hier ervaren zij de rust en stabiliteit die zij nodig hebben en ontwikkelen zij zich positief. De kinderrechter acht het na de turbulente periode die de kinderen achter de rug hebben in hun belang om de plaatsing bij de grootmoeder moederszijde te continueren. De kinderrechter overweegt daarbij dat het onder de gegeven omstandigheden van belang is dat de kinderen bij elkaar kunnen blijven, hetgeen ook hun wens is. Zowel de moeder als de grootmoeder spelen een belangrijke rol in het leven van de kinderen en het is van belang dat er de komende periode wordt ingezet op het verbeteren van het contact en de verhouding tussen de moeder en de grootmoeder en dat er gekeken wordt wat het perspectief voor de kinderen wordt zodat er duidelijkheid voor hen komt. Voorts is het belangrijk voor de kinderen dat de vader op een positieve manier betrokken is in hun leven. Gelet op de doelen die zijn gesteld en de stappen die de komende periode moeten worden gezet acht de kinderrechter de verzochte duur van de machtiging uithuisplaatsing noodzakelijk.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] en [minderjarige04] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde, van 13 maart 2023 tot 4 december 2023, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.