In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 maart 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de kinderen in het kader van een complexe scheiding tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader als belanghebbende kan worden aangemerkt voor [minderjarige02] en [minderjarige03], maar niet voor [minderjarige01]. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de problematiek rondom de kinderen, waaronder gedragsproblemen en een forse didactische achterstand bij [minderjarige01]. De ouders hebben eerder hulpverlening ontvangen, maar door de onrust en instabiliteit in de opvoedomgeving is extra begeleiding noodzakelijk. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] voor een periode van zes maanden noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en de benodigde hulpverlening te monitoren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.