ECLI:NL:RBDHA:2023:5543
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielprocedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Somalische nationaliteit, op 18 januari 2022 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 24 januari 2022 laten weten dat de aanvraag verder behandeld zou worden in de Verlengde Asielprocedure. Verzoeker heeft op 2 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Op 2 maart 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten voor het indienen van het beroep niet tijdig beslissen te vergoeden tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft vervolgens, zonder zitting, uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met toepassing van de wegingsfactor ‘licht’ omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder dan ook veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag.