ECLI:NL:RBDHA:2023:5537
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoekster op 16 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 3 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 17 februari 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd.
De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag. Gelet op deze omstandigheden is het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.