ECLI:NL:RBDHA:2023:5532
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Afghaanse nationaliteit, op 24 februari 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 31 oktober 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 5 december 2022 alsnog de aanvraag ingewilligd, maar eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en verzocht om vaststelling van een bestuurlijke dwangsom en vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijke beslistermijn van zes maanden heeft beslist op de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is, omdat de staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep tegen het besluit van 5 december 2022 is ongegrond verklaard, omdat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser is verschuldigd.
De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.