ECLI:NL:RBDHA:2023:5517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De verzoeker, van Oegandese nationaliteit, had op 24 juli 2021 beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 22 juli 2021 was genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL21.12103. Gelijktijdig met het beroepschrift had de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Echter, aangezien het connexe beroep onder zaaknummer NL21.12103 op 1 maart 2023 ongegrond was verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.