ECLI:NL:RBDHA:2023:5506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10324449 RP VERZ 23-50068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om billijke vergoeding na opzegging arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak verzoekt [verzoeker01] om een billijke vergoeding van € 230.229,48 bruto na de opzegging van haar arbeidsovereenkomst door [verweerder01] wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De opzegging vond plaats met toestemming van het UWV, maar [verzoeker01] stelt dat deze opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in detail onderzocht, waarbij onder andere de ziekmelding van [verzoeker01] op 13 maart 2020 en de daaropvolgende zorgen van [verweerder01] over haar gezondheid aan bod kwamen. De werkgever had, naar aanleiding van signalen van zorg, Veilig Thuis en de politie ingeschakeld om te controleren of [verzoeker01] in goede gezondheid verkeerde. De kantonrechter oordeelt dat [verweerder01] niet verwijtbaar heeft gehandeld, maar juist blijk heeft gegeven van goed werkgeverschap. De verzoeken van [verzoeker01] worden afgewezen, en de proceskosten komen voor haar rekening. De beschikking is gewezen door mr. A.J. Japenga op 12 april 2023.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
AJJ/C
zaaknummer: 10324449 RP VERZ 23-50068
12 april 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker01],
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Schroevers,
tegen
de stichting
Stichting [verweerder01],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats01] ,
verwerende partij,
gemachtigden: mr. C. de Weerdt en mr. G.L. Wife.
Partijen worden aangeduid als ‘ [verzoeker01] ’ en ‘ [verweerder01] ’.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 2 februari 2023;
  • het verweerschrift, ter griffie ontvangen op 3 maart 2023;
  • de door [verzoeker01] na indiening van het verzoekschrift en het verweerschrift ingediende producties 14 tot en met 18.
1.2.
Op 15 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker01] is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar partner. Namens [verweerder01] zijn verschenen [naam01] en [naam02] , bijgestaan door de gemachtigde en mr. G.L. Wife. De gemachtigde van [verzoeker01] heeft spreekaantekeningen overgelegd. Van het overige dat partijen ter toelichting van hun standpunten ter zitting naar voren hebben gebracht, heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Deze zittingsaantekeningen bevinden zich in het procesdossier.
1.3.
De uitspraak in deze zaak is vervolgens bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder01] biedt advies en begeleiding op het terrein van jeugdzorg en bijzonder jeugdbeleid.
2.2.
[verzoeker01] , geboren op [geboortedatum01] 1984, is op 1 juli 2017 in dienst getreden bij (een rechtsvoorganger van) [verweerder01] , in de functie van [functie01] , laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.3.
Op vrijdag 13 maart 2020 heeft [verzoeker01] zich (zowel telefonisch als per mail) ziekgemeld. De volgende dag, zaterdag 14 maart 2020, heeft een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker01] en [naam03] (hierna: [naam03] ), medewerker van de afdeling HR van [verweerder01] . In een schriftelijke verklaring d.d. 24 februari 2023 (productie 1 bij het verweerschrift) beschrijft [naam03] dit gesprek als volgt:
‘Mevrouw [verzoeker01] klonk tijdens het telefoongesprek op 14 maart 2020 erg emotioneel en van streek. Ze maakte zich erg zorgen over het Coronavirus en gaf aan te zijn flauwgevallen en naar het ziekenhuis te zijn gebracht. Mevrouw kwam angstig over en was niet zichzelf (ik heb vaker contact met mevrouw gehad en haar verhaal was dit keer onsamenhangend en niet in lijn met het gebruikelijke contact dat ik eerder met deze [functie01] had). Toen het telefoongesprek beëindigd was, heb ik mijn zorgen in vertrouwen met een HR-collega gedeeld (…). Ik heb daarna op zaterdag nog met haar leidinggevende gesproken over mijn zorgen, omdat ik vanuit goed werkgeverschap vond dat wij dit niet konden negeren. Ik heb haar leidinggevende gevraagd om contact met haar op te nemen).
2.4.
In een emailbericht van 14 maart 2020 schrijft [naam04] (hierna: [naam04] ), destijds manager bij [verweerder01] , aan [verzoeker01] onder meer het volgende:
‘Ik schrok van je berichtje op mijn voicemail vrijdagavond. Ik hoop dat je inmiddels weer uit het ziekenhuis en thuis bent. Ik heb van [naam03] begrepen dat jullie elkaar vandaag gesproken hebben. Ik ga je deze week bellen, maar dat zal de tweede helft van de week zijn. Dan kun je nu verder herstellen. Maandag bel ik je scholen. Voor nu beterschap [verzoeker01] (…)’
2.5.
Op 17 maart 2020 mailt [naam04] het volgende aan [verzoeker01] :
‘Ik hoop dat het inmiddels weer wat beter met je gaat. Ik heb je ook inmiddels gebeld op je privé mobiel. Dus hopelijk hoor of lees je mijn berichtje vandaag. Het zou heel fijn zijn om vandaag even contact te hebben met elkaar. Kunnen we even bijpraten. De scholen zijn de komende weken dicht. Rust dus helemaal goed uit. Daarna kunnen we samen kijken hoe we jou het beste kunnen helpen met je scholenpakket nu en met het oog op het nieuwe schooljaar. Ik ben telefonisch te bereiken. Beterschap! (…)’
[verzoeker01] heeft niet gereageerd op dit bericht.
2.6.
Een verklaring d.d. 22 juni 2020 van [naam05] , [functie02] bij een school waarvoor [verzoeker01] werkzaam was, luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
‘(…) On Tuesday 17 March 2020, two days after the beginning of the Covid-19 lockdown, I sent [verzoeker01] an email inviting her to a meeting later that week. I immediately received an email back with a message to please contact her manager Mr. [naam04] with his mobile number listed. (…) I called her manager. I explained that I was calling him in regards to an email response I received from [verzoeker01] . (…) He said that he had not heard from her and seemed surprised to hear about the email message I had received from her. (…)’
2.7.
[naam04] is op 18 maart 2020 persoonlijk langsgegaan bij het woonadres van [verzoeker01] . Er wordt niet opengedaan en [naam04] spreekt vervolgens via het balkon met de echtgenoot van [verzoeker01] . [verzoeker01] zelf laat zich niet zien. Later die dag komt de politie aan de deur bij [verzoeker01] .
2.8.
Een verklaring van de echtgenoot van [verzoeker01] , [naam partner01] , d.d. 15 januari 2023, luidt – voor zover hier relevant – als volgt:
‘(…) Opeens hoorde ik op 18-03 de bel rond 11 uur, kijk van het balkon naar beneden met verbazing wie nou gaat aan de deur bellen? Ik vraag vanaf het balkon, wie is daar? Hij zegt: “ik ben [naam04] van [verzoeker01] ”. Ik zeg ja wat wilt u? Met verbazing, ik ken die man niet (…) Ik zeg waarvoor komt u, wat is er aan de hand? Hij zegt: “ik kom voor [verzoeker01] ! Gaat het goed met haar?” Ik zeg: Ja, wat bedoelt u? Ik was stomverbaasd waarom hij dat zou vragen. Hij zegt: “Dank je wel, is goed!” En hij fietst weg. (….) Toen belde mijn vrouw huilend, vloekend, ze kon niet praten, ik wist niet wat aan de hand was. (…) Ik heb mijn vrouw nog nooit zo overstuur meegemaakt. Toen zei mijn vrouw: Kom nu, politie aan de deur!!! Ik reed snel naar huis. Toen ik kwam, was de politie weg (…)’
2.9.
In een door [naam04] opgesteld document, genaamd “Tijdlijn rond het verzoek aan politie om contact te zoeken met [verzoeker01] in coronacrisis”, staat onder meer het volgende:
Maandag 9 maart(…) werkoverleg met [verzoeker01] (…) [verzoeker01] is vanaf 1 september 2019 voor 24 contracturen ingeroosterd maar is een volledig salaris blijven ontvangen. (…) Het verloop van het gesprek (…) was dan ook met name gericht op hoe dit heeft kunnen ontstaan en waarom [verzoeker01] niet eerder heeft aangegeven dat zij volledig werd uitbetaald voor een ingekort arbeidscontract van 32 naar 24 uur. Op de vraag van [naam04] aan [verzoeker01] dat zij het verschil in salaris heeft moeten zien kwam geen duidelijk antwoord. (…) [verzoeker01] gaf in dit gesprek verder aan geen behoefte meer te hebben aan ouderschapsverlof omdat thuis alles goed gaat met haar dochter. (…) De afspraak die [naam04] toen met [verzoeker01] heeft gemaakt is dat [verzoeker01] weer voor 32 uur ingeroosterd gaat worden (…).
Vrijdag 13 maart 19.44[verzoeker01] meld zich per mail ziek. (…)
Zaterdag 14 maart 11:15. De teammanager [naam04] wordt thuis gebeld door de P&O adviseur [naam03] die zojuist [verzoeker01] heeft gesproken. [naam03] belde na het gesprek met [verzoeker01] direct [naam04] in het weekend op omdat zij zich ernstig zorgde maakte over de gezondheid en het welbevinden van [verzoeker01] . [verzoeker01] zou zijn flauwgevallen en naar het ziekenhuis zijn gebracht. Daarnaast maakte [verzoeker01] in het telefoongesprek op [naam03] een verwarde indruk en gaf [verzoeker01] aan bang te zijn door het corona virus besmet te zijn. Vanwege de verwarde en emotionele indruk die [verzoeker01] maakte in het telefoongesprek, besloot [naam03] niet te wachten tot mandag, maar direct te bellen met [naam04] .
Op 14 maartcontroleert [naam04] zijn voicemail en hoort een zeer emotionele [verzoeker01] zich vrijdagavond 13 maart overstuur ziekmelden. Gezien de inhoud van de terugkoppeling van [naam03] op zaterdagochtend (…) en de emotionele boodschap van [verzoeker01] op zijn voicemail midden in de coronacrisis, ontstaat het beeld bij [naam04] van een zeer precaire gezondheidstoestand van [verzoeker01] .
(…)
Woensdag 18 maart 11.30Vanwege de ernst van de coronacrisis en de signalen die er lagen sinds zaterdagochtend, gaat (…) [naam04] op huisbezoek bij [verzoeker01] . (…) Hij belt om 11.30 uur aan. De deur wordt niet opengedaan en er verschijnt een man op het balkon (2 hoog). [naam04] neemt aan dat dit de echtgenoot van [verzoeker01] is. [naam04] maakt zich bekend als de leidinggevende van [verzoeker01] en dat hij en haar senior zich ernstig zorgen maken over de gezondheidstoestand van [verzoeker01] (…) Hij vraagt aan de man of [verzoeker01] ziek is en of zij medische zorg nodig heeft. De man geeft daarop geen duidelijk antwoord en beëindigt het gesprek met “ik ben er mee bezig”. Op de vraag van [naam04] waar de man mee bezig is en of hij wellicht hulp kan gebruiken komt geen antwoord. Ook niet op de vraag van [naam04] of [verzoeker01] dan in ieder geval per telefoon kan laten weten hoe het met haar gaat en dat alle ok is. Ook hier komt geen reactie op. [naam04] keert terug naar kantoor.
Na 2 uur wachten is er nog steeds geen reactie. [naam04] belt de directeur van Xtra [naam06] voor advies. Hij stelt voor aan de politie te vragen om langs te gaan om te kijken of Gina nog aanspreekbaar is en/of er medische zorg nodig is. [naam06] stelt voor eerst anoniem contact op te nemen met Veilig Thuis (VT) en hen het probleem van geen contact kunnen krijgen voor te leggen. [naam04] belt VT en legt anoniem de situatie uit. VT adviseert om aan de politie te vragen of zij even langs willen gaan om te kijken of [verzoeker01] nog gezond is. Dat is een zorgtaak die de politie uitvoert wanneer er geen contact te krijgen is achter de voordeur en er signalen zijn dat het niet goed gaat met de gezondheid van de betrokkene. [naam04] bespreekt dit advies met de directeur van Xtra. De directeur van Xtra gaat akkoord met het vragen aan de politie om langs te gaan met als doel om contact te leggen met [verzoeker01] . (…) Ergens tussen 15.00 en 16.00 legt politie het huisbezoek af. Daarna wordt [naam04] door [verzoeker01] gebeld. [verzoeker01] vraagt [naam04] emotioneel waarom de politie is langsgekomen. [naam04] legt haar uit dat het belang van contact om te beoordelen of [verzoeker01] hulp nodig had heel belangrijk was gezien alle zorgsignalen sinds zaterdagochtend.
Woensdag 18 maart, 16:30[naam04] wordt gebeld door arboned. (…) De arboarts concludeert dat het verzoek van [naam04] aan de politie om contact te krijgen en om vast te stellen of er (medische) hulp nodig was gerechtvaardigd was gezien alle zorgsignalen sinds zaterdagochtend 14 maart. (…)’
2.10.
Een verklaring van [naam04] d.d. 27 februari 2023 luidt onder meer als volgt:
‘(…) Ik maakte mij ernstig zorgen om de medische gezondheid en het welbevinden van mevrouw [verzoeker01] vanwege de wijze en met de reden waarop zij zich ziek meldde bij mevrouw [naam03] in het weekend van 14 maart en vervolgens op geen enkele wijze (telefonisch/mail) meer bereikbaar was voor haar werkgever. In de eerste plaats werd ik als manager (…) alleen buiten kantooruren en in het weekend gebeld voor spoedeisende gevallen of situaties waarin direct hulp, ondersteuning en/of advies voor een collega nodig was. Dat was het geval bij de melding die ik kreeg van mevrouw [naam03] in het weekend van 14 maart 2020. Mevrouw [verzoeker01] uitte haar medische hulpkreet bij mevr. [naam03] op zaterdagochtend 14 maart 2020 in een telefonisch gesprek. (…) Mevrouw [verzoeker01] had zelf mevr. [naam03] opgebeld. Na het gesprek met mevr. [verzoeker01] belde mevr. [naam03] mij direct op. Dat was rond ongeveer 11.30-12.00 op zaterdag 14 maart. Mevr. [naam03] gaf bij mij aan dat zij zich ernstig zorgen maakte over mevr. [verzoeker01] . Mevr. [verzoeker01] maakte in het telefoongesprek met mevr. [naam03] een zeer verwarde indruk, was erg overstuur, gaf aan te denken corona te hebben, was flauw gevallen en gaf aan direct hulp nodig te hebben aldus mevr. [naam03] in haar terugkoppeling naar mij.
Dat alles in de context en setting van de lockdown in de 1e corona uitbraak. Vandaar dat ik mij ook ernstig zorgen ging maken. Ik heb daarna geprobeerd verschillende malen en op verschillende wijze contact te krijgen met mevrouw [verzoeker01] . Dat is niet gelukt. Daardoor namen mijn zorgen alleen maar toe. Al mijn pogingen, de pogingen van mijn collega’s en de pogingen van de scholen om contact op te nemen met mevr. [verzoeker01] in de daarop volgende dagen, zijn beschreven in de tijdlijn. (…) Er is geen sprake van dat ik me in woord noch schrift negatief heb uitgelaten over mevr. [verzoeker01] op haar scholen.
2.11.
[verzoeker01] is langdurig arbeidsongeschikt geworden. In april en juni 2021 hebben mediationgesprekken plaatsgevonden vanwege knelpunten in de arbeidsverhouding tussen [verzoeker01] en [naam04] . Eind november 2021 heeft [verzoeker01] een WIA aanvraag gedaan bij het UWV. Uit de UWV rapportage van 25 januari 2022 over de re-integratie van [verzoeker01] blijkt dat [verweerder01] voldoende heeft aangetoond dat re-integratie in eigen of ander werk niet mogelijk is geweest. Op 29 augustus 2022 heeft [verweerder01] toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker01] op te zeggen wegens langdurige arbeidsonge-schiktheid. Op 29 september 2022 heeft UWV AJD de toestemming verleend, waarna de arbeidsovereenkomst bij brief van 4 oktober 2022 door [verweerder01] per 15 december 2022 is opgezegd. In de beslissing van het UWV is vermeld dat de werknemer zich kan vinden in het ontslag, maar dat zij het langer dan twee jaar ziek zijn en het niet slagen van de re-integratie verwijt aan de werkgever.
2.12.
Uit door [verzoeker01] overgelegde medische documenten blijkt dat zij lijdt aan:
‘ongespecificeerde trauma- of stressor-gerelateerde stoornis’,
‘een ander probleem verband houdende met werk of werkeloosheid (psychosociale en omgevingsproblemen)’,
‘andere gespecificeerde trauma of stressgerelateerde stoornis’en
‘ongespecificeerde somatisch-symptoomstoornis of verwantestoornis’. Bij de hulpvraag is onder punt 4 vermeld:
‘patiënte wil de emoties die zij heeft omtrent het incident met haar leidinggevende verwerken’.
2.13.
In het advies van de bedrijfsarts van 8 november 2021 staat onder meer het volgende:
‘Via het werk is de politie en Veilig Thuis ingeschakeld om polshoogte te nemen bij cliënte thuis na de ziekmelding. Dit volgens de werkgever n.a.v. bezorgdheid over persoonlijke omstandigheden en signalen. Dit heeft geleid tot PTSS klachten met nachtmerries over politiebezoek en herbeleving. Dit heef de relatie met de leidinggevende sterk onder druk gezet. Voelt zich gekrenkt en beschadigd in de relatie met opdrachtgevers en cliënten, schaamte naar buurtbewoners toe (…) Ondanks EMDR en mediation roept de samenwerking en confrontatie met de leidinggevende spanning op.’

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker01] verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder01] te veroordelen:
I. tot betaling van een billijke vergoeding van € 230.229,48 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
II. tot verstrekking van een deugdelijke specificatie van de betaling van de billijke vergoeding op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [verweerder01] in gebreke blijft aan de beschikking te voldoen;
III. tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van het hiervoor onder I genoemde bedrag tot de dag der algehele voldoening;
IV. in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagtekening van de beschikking.
3.2.
[verzoeker01] heeft naar voren gebracht dat het ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten van [verweerder01] bestaat uit het zonder reële en deugdelijke aanleiding inschakelen van Veilig Thuis en de politie als gevolg waarvan de medische klachten van [verzoeker01] zijn ontstaan en/of voortduren. Ook acht [verzoeker01] het ernstig verwijtbaar dat [verweerder01] haar zowel intern als jegens derden onder meer ‘suïcidaal’, ‘spoorloos verdwenen’ en ‘telefonisch onbereikbaar’ heeft genoemd, waardoor [verweerder01] haar goede naam heeft geschaad, en het haar bij voorbaat welhaast onmogelijk heeft gemaakt om nog terug te keren bij de scholen waar zij werkte c.q. binnen de organisatie van [verweerder01] . Tevens vindt [verzoeker01] het ernstig verwijtbaar dat [verweerder01] haar bij aanvang van haar ziek-zijn buitenproportioneel vaak benaderde, en haar later ook veelvuldig contact liet hebben met [naam04] , terwijl de traumatische ervaring van [verzoeker01] op 18 maart 2020 was ontstaan door handelen van [naam04] . Ook vindt [verzoeker01] het ernstig verwijtbaar dat [verweerder01] nimmer excuses heeft aangeboden noch anderszins heeft laten blijken oog te hebben voor de negatieve impact die de gebeurtenissen voor [verzoeker01] hebben gehad en nog steeds hebben. Tevens is [verzoeker01] van mening dat zij door ernstig verwijtbaar handelen en/of nalaten van [verweerder01] niet (duurzaam) is gere-integreerd (noch intern noch extern) als gevolg waarvan zij na 2 jaar ziekte in de WIA is terechtgekomen, en haar dienstverband is opgezegd. Al met al is [verzoeker01] van mening dat [verweerder01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en/of nagelaten met als gevolg het ontstaan en /of voortduren van haar medische klachten en de opzegging van haar vaste dienstverband.

4.Het verweer

4.
[verweerder01] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat er geen sprake is van enige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder01] , laat staan ernstige verwijtbaarheid. Er is geen causaal verband aangetoond tussen de gang van zaken op 18 maart 202 en de uiteindelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. [naam04] had gerechtvaardigde redenen om zich zorgen te maken, en heeft daarom op advies van Veilig Thuis contact opgenomen met de politie. [verweerder01] is juist uiterst zorgvuldig te werk gegaan gelet op de signalen van [verzoeker01] . Voorts ontkent [verweerder01] dat zij intern of jegens derden uitlatingen zoals door [verzoeker01] genoemd over haar heeft gedaan. [verweerder01] heeft zich met betrekking tot de re-integratie van [verzoeker01] steeds geconformeerd aan de adviezen van de arbodienst, bedrijfsarts en andere deskundigen. [verweerder01] heeft er alles aan gedaan om [verzoeker01] een helpende hand te bieden en er is ook – om de gebeurtenissen op 18 maart 2020 een plek te geven – een mediationtraject gevolgd. [verweerder01] betwist verder dat zij onvoldoende zou hebben gedaan aan haar re-integratieverplichtingen. Dat wordt ook onderschreven door het oordeel van het UWV.

5.De beoordeling

5.1.
Het verzoek van [verzoeker01] is gebaseerd op artikel 7:682 lid 1 sub c BW. Hierin is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie, zoals in dit geval, de arbeidsovereenkomst met toestemming van het UWV is opgezegd, aan hem ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen indien de opzegging wegens de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het ernstige verwijt kan, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis, het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid betreffen maar ook zien op het ernstig veronachtzamen van de op de werkgever rustende re-integratieverplichtingen. Voor het toekennen van een billijke vergoeding op deze grondslag geldt een hoge drempel en er bestaat daarvoor alleen aanleiding in uitzonderlijke gevallen. Het is daarbij aan [verzoeker01] om aan te tonen dat daarvan in dit geval sprake is.
5.2.
Uit het verzoekschrift en de daarop gegeven toelichting blijkt dat [verzoeker01] stelt dat het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] wordt onderverdeeld in een vijftal verwijten, die hierna worden behandeld.
Inschakelen Veilig Thuis en politie op 18 maart 2020
5.3.
Allereerst stelt [verzoeker01] dat haar medische klachten zijn ontstaan en/of voortduren door het zonder reële en deugdelijke aanleiding inschakelen van Veilig Thuis en de politie. Dat haar medische situatie door het bezoek van de politie op het adres van [verzoeker01] op 18 maart 2020 zou zijn veroorzaakt heeft [verzoeker01] echter onvoldoende onderbouwd. Zij had zich immers kort daarvoor al ziekgemeld vanwege, kort samengevat, overspannenheid vanwege teveel werk in te weinig uren. Er was derhalve al sprake van een arbeids-gerelateerd ziektebeeld nog voordat het incident van 18 maart 2020 plaats had gevonden. Uit de overgelegde documenten kan verder worden opgemaakt dat [verzoeker01] zou lijden aan een (on)gespecificeerde trauma- of stressgerelateerde stoornis die wellicht verband houden met “werk of werkeloosheid”. Dat is onvoldoende om aan te nemen dat er een direct verband bestaat tussen het incident op 18 maart 2020 en de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker01] , die immers vooral te maken had met overbelasting.
5.4.
Ten aanzien van de gang van zaken rond de ziekmelding van [verzoeker01] wordt het volgende overwogen. Dat [verweerder01] zich vanwege de wijze waarop [verzoeker01] zich had ziekgemeld (op vrijdag 13 maart 2020 via een voicemailbericht aan [naam04] en op zaterdag 14 maart 2020 in een telefonisch gesprek met een HR medewerker) zorgen maakte over [verzoeker01] is niet vreemd te noemen, zeker gelet op de destijds algemeen bestaande zorgelijke en onzekere situatie in verband met de kort daarvoor uitgebroken coronapandemie. [verzoeker01] had verward en angstig geklonken en verteld dat zij was flauwgevallen en naar het ziekenhuis gebracht. De HR medewerker die [verzoeker01] op zaterdag aan de lijn kreeg, zag in het gesprek in ieder geval aanleiding om haar zorgen met de leidinggevende van [verzoeker01] , [naam04] , te delen. [naam04] heeft daar vervolgens op gehandeld, waarbij hij eerst via mail en telefonisch contact met [verzoeker01] probeerde te krijgen. Toen [verzoeker01] niet reageerde is [naam04] naar de woning van [verzoeker01] gegaan, waar de deur niet open werd gedaan en hij [verzoeker01] niet zelf te spreken kreeg. Toen [verzoeker01] ook na dit bezoek geen contact opnam met [naam04] heeft hij advies gevraagd bij Veilig Thuis en de directeur van Xtra en is besloten om de politie te vragen bij [verzoeker01] langs te gaan om te informeren of alles met haar in orde was.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder01] met haar optreden niet verwijtbaar heeft gehandeld maar eerder blijk heeft gegeven van goed werkgeverschap. [verweerder01] heeft naar aanleiding van de zorgen die bestonden over de situatie van [verzoeker01] contact met haar gezocht. Het had op de weg van [verzoeker01] gelegen om daarop te reageren, maar dat heeft zij niet gedaan. [verzoeker01] heeft ook niet uitgelegd waarom zij wel in staat was om kinddossiers te sluiten en een mail van de coördinator van een school te beantwoorden, maar niet om [naam04] terug te bellen of te mailen. Dat [verzoeker01] is geschrokken van het politiebezoek is mogelijk, maar dat maakt het handelen van [verweerder01] nog niet verwijtbaar. De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid van [verzoeker01] (op grond van ziekte dan wel een arbeidsconflict) niet is gebleken dat daarvan een verwijt, laat staan een ernstig verwijt aan [verweerder01] gemaakt kan worden, althans dat wordt door [verzoeker01] onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat [verweerder01] de politie heeft ingeschakeld om bij [verzoeker01] langs te gaan om te checken of alles goed met haar was, kan in ieder geval niet als zodanig verwijtbaar handelen worden aangemerkt.
Uitlatingen over [verzoeker01] intern en jegens derden
5.6.
[verzoeker01] heeft tegenover de betwisting door [verweerder01] onvoldoende onderbouwd dat [verweerder01] haar tegenover derden en intern ‘
suïcidaal’, ‘
spoorloos verdwenen’ en ‘
telefonisch onbereikbaar’ heeft genoemd. Daarmee is niet vast komen te staan dat [verweerder01] willens en wetens de goede naam van [verzoeker01] heeft beschadigd. Er kan dus ook niet worden gezegd dat [verweerder01] in dit opzicht ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Overmatig contact
5.7.
[verweerder01] zou volgens [verzoeker01] haar buitenproportioneel vaak hebben benaderd en veel contact laten hebben met [naam04] . De kantonrechter ziet dit anders. [verweerder01] heeft zich juist veel om haar zieke werknemer bekommerd en steeds conform de adviezen van de diverse instanties gehandeld. Ze heeft ook getracht de door [verzoeker01] als problematisch ervaren verhouding met [naam04] te verbeteren door middel van mediation. Waarom dit handelen verwijtbaar (of zelfs ernstig verwijtbaar) zou zijn heeft [verzoeker01] onvoldoende inzichtelijk weten te maken.
Excuses en oog voor negatieve impact
5.8.
Anders dan [verzoeker01] heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder01] met haar handelen juist heeft getoond veel oog te hebben voor de klachten van [verzoeker01] over de gang van zaken in maart 2020. Zoals hiervoor al overwogen heeft [verweerder01] er veel aan gedaan om [verzoeker01] te ondersteunen en een goede werkrelatie met haar te behouden. Er is ook meermalen geprobeerd aan [verzoeker01] uit te leggen waarom [verweerder01] zich destijds zorgen maakte over haar gezondheid en welbevinden en uiteindelijk heeft besloten Veilig Thuis en de politie te benaderen. Van (ernstige) verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder01] is ook in dit verband geen sprake.
Re-integratie
5.9.
Hiervoor is al overwogen dat [verweerder01] zich steeds heeft geconformeerd aan de adviezen van bedrijfsarts, arbodienst en overige deskundigen en ook overigens in het kader van haar re-integratieverplichtingen alle inspanningen heeft geleverd die van haar als goed werkgever mochten worden verwacht. Er is dus geen sprake van het ernstig veronachtzamen van de op de werkgever rustende re-integratieverplichtingen, zodat ook in dit verband niet kan worden gezegd dat [verweerder01] zich (ernstig) verwijtbaar heeft gedragen jegens [verzoeker01] .
Conclusie
5.10.
De kantonrechter komt op basis van het vorenstaande tot het oordeel dat van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verweerder01] geen sprake is. Dit leidt ertoe dat er geen billijke vergoeding zal worden toegekend. De verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker01] , omdat zij in ongelijk wordt gesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de verzoeken af;
veroordeelt [verzoeker01] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerder01] tot en met vandaag vaststelt op € 793,00, als salaris gemachtigde;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J. Japenga, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.