ECLI:NL:RBDHA:2023:5478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
SGR 21/4067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van beroep tegen handhavingsverzoek naar bezwaarschriftprocedure

In deze zaak heeft eiser, wonende in [woonplaats], beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op zijn verzoek om handhavend op te treden met betrekking tot een specifieke locatie in [plaats]. Het primaire besluit van 8 juni 2021, waarin het handhavingsverzoek werd afgewezen, is door eiser bestreden. De rechtbank heeft op 30 maart 2023 de zitting gehouden, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, terwijl verweerder niet verscheen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij niet bevoegd is om het beroep tegen het niet tijdig beslissen te behandelen, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens heeft de rechtbank besloten om het beroep tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek door te verwijzen naar verweerder, zodat dit als bezwaarschrift kan worden behandeld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er inmiddels een inhoudelijke beslissing is genomen, waardoor eiser geen belang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig besluiten.

De rechtbank heeft verweerder verzocht om een beslissing te nemen over de claim van eiser op een dwangsom, zoals bedoeld in artikel 4:18 van de Awb, en dit gelijktijdig te doen met de beslissing op bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat de huidige beslissing een procesbeslissing is, waartegen geen beroep openstaat. De uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder en is openbaar uitgesproken op 6 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4067

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. E.L.M. van Oostrum, werkzaam bij de Omgevingsdienst West-Holland).

Procesverloop

Bij brief van 7 juni 2021, ingekomen op 11 juni 2021, heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn verzoek handhavend op te treden met betrekking tot de locatie [adres] [nummer] in [plaats].
Bij besluit van 8 juni 2021 (primair besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft eiser te kennen gegeven het primaire besluit te bestrijden. Bij emailbericht van 2 november 2021 heeft eiser de gronden van beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Eiser en zijn echtgenote waren aanwezig. Verweerder is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank constateert dat zij gelet op het primaire besluit ingevolge artikel 2 onder f van hoofdstuk 2 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht, Awb) niet bevoegd is in deze zaak. De rechtbank is daarbij tevens van oordeel dat zij gelet op artikel 4:19, eerste lid van de Awb evenmin bevoegd is ter zake van het beroep tegen het niet tijdig beslissen.
2. De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek dat zij dit, mede gelet op het nadrukkelijke verzoek van eiser, zoals ter zitting bevestigd, en met het oog op de proceseconomie direct door zal verwijzen naar verweerder ter afdoening als bezwaar tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek.
3. De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep tegen het niet tijdig besluiten dat inmiddels een inhoudelijke beslissing is genomen, zodat op dat punt eiser kennelijk geen belang heeft.
Eiser heeft echter nog wel belang bij een beoordeling van zijn claim op een dwangsom, zoals bedoeld in artikel 4:18 van de Awb. Verweerder heeft zich hierover nog niet uitgelaten.
4. Met het oog op de procesorde, waarbij ten aanzien van de beoordeling van de ingebrekestelling hetzelfde juridische traject wordt gevolgd als het inhoudelijke besluit, geeft de rechtbank verweerder mee om alsnog een besluit als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb te nemen gelijktijdig en in hetzelfde document met de beslissing op bezwaar ten aanzien van de afwijzing van het handhavingsverzoek. Alsdan geldt voor beide besluiten de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als beroepsinstantie.
5. De rechtbank overweegt ten slotte dat de onderhavige beslissing een procesbeslissing behelst, waartegen op grond van artikel 8:104, derde lid, onder b van de Awb thans geen beroep open staat.

Beslissing

De rechtbank:
- verwijst het beroep tegen het primaire besluit van 8 juni 2021 naar verweerder om als bezwaarschrift in behandeling te nemen;
- verstaat dat verweerder een beslissing neemt als bedoeld in artikel 4:18 van de Awb.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. L.F.A. Bouwens-Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: