ECLI:NL:RBDHA:2023:5469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10272599 RL EXPL 23-345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdisconteren van de loonwaarde van vakantiedagen in het periodiek aan de werknemer betaalde loon

In deze zaak vorderde [eiser01], een (ex-)werknemer van Bryder B.V., betaling van opgebouwde en niet-genoten vakantie-uren en vakantietoeslag. De werknemer was in dienst op basis van een nulurencontract en had vragen over zijn verlofuren. Bryder B.V. stelde dat in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd dat er geen salaris werd uitgekeerd tijdens verlof. De kantonrechter moest beoordelen of er sprake was van een rechtsgeldige afspraak over het all-in loon, waarin de loonwaarde van de opgebouwde vakantie-uren was verdisconteerd. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst niet voldoende duidelijkheid bood over de vergoeding voor vakantie-uren. De werknemer had recht op de loonwaarde van de opgebouwde vakantie-uren, en Bryder B.V. werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De proceskosten werden ook aan de zijde van de werknemer toegewezen, aangezien deze op basis van een toevoeging had geprocedeerd.

Uitspraak

RECHTBANK

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
AD/DN/bc
Zaak- en rolnummer: 10272599 \ RL EXPL 23-345
Vonnis van 30 maart 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. M. Hoekman,
toevoeging afgegeven onder nummer [nummer01]
tegen
de besloten vennootschap
BRYDER B.V.,
gevestigd te Delft,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bryder,
gemachtigde: B. Jalink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties genummerd 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord met ongenummerde producties;
- de op 10 februari 2023 nagezonden productie genummerd 12 van de zijde van [eiser01] .
1.2.
Op 20 februari 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Bryder zijn ter zitting twee producties overgelegd, die aan het procesdossier zijn toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 22 maart 2021 is [eiser01] op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (nulurencontract) in dienst getreden van Bryder in de functie van [functie01] . De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor vijf maanden en eindigt op 1 september 2021. Het bruto uurloon bedraagt bij aanvang € 11,67, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
In augustus 2021 hebben partijen de arbeidsovereenkomst, onder gelijke voorwaarden, met zes maanden verlengd.
2.3.
In de arbeidsovereenkomsten is ten aanzien van het salaris, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“4.1 Het salaris voor de verrichtte werkzaamheden zal € 11,67 bruto per uur bedragen exclusief 8% vakantietoeslag en zal worden betaald in dezelfde maand waarin de werkzaamheden zijn verricht.
(…)
5.1
Tijdens de oproepperiode wordt de medewerker geacht geen verlof op te nemen mits er nadrukkelijk toestemming is gegeven. Indien verlof wordt toegestaan zal er geen salaris/vergoeding over die periode worden uitgekeerd.”
2.4.
Van de arbeidsovereenkomst maakt onderdeel uit een toelichting op de belangrijkste arbeidsvoorwaarden en werkafspraken, waarin voor zover relevant, het volgende is opgenomen:
“1.1 Salaris
De vaststelling van jouw salaris is gebaseerd op de vastgestelde functieindeling conform ons functiehuis.
1.2
Uitbetalen van gewerkte uren
Om jouw gewerkte uren te kunnen uitbetalen is het belangrijk dat deze uren goed geregistreerd zijn. (…)
1.3
Vakantiebijslag
Aan de werknemer wordt een vakantiebijslag toegekend. De bijslag wordt elke maan bij het uitbetalen van je salaris uitgekeerd en bedraagt 8% van je gewerkte uren.”
2.5.
Op 27 januari 2022 heeft [eiser01] in een a-mail aan Bryder het volgende geschreven:
“Omdat ik binnenkort vertrek bij Bryder zat ik over wat zaken na te denken.
Zo vroeg ik mij af of ik nog verlofuren over heb. Op mijn salarisstroken kan ik hier niks over vinden (hier staat alleen vakantiegeld op). Ook in HR2day kon ik hier niets over zien en stond mijn aantal op 0, wat mij vreemd lijkt aangezien ik al 10 maanden in dienst ben.
Hoe zit dit precies en hoeveel uren heb ik nog over?”
2.6.
In reactie hierop schrijft Bryder nog diezelfde dag het volgende aan [eiser01] :
“Ik geef aan dat er in je contract staat dat als je verlof opneemt, je geen salaris/vergoeding hierover krijgt uitgekeerd.
Het contract heb je gelezen en ondertekend hierin staat dit duidelijk vermeld. Daarnaast is het contract ook besproken met je.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert - samengevat - veroordeling van Bryder tot betaling van € 980,28 bruto terzake van opgebouwde en niet genoten vakantie-uren, € 78,46 bruto terzake van vakantietoeslag, de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over deze bedragen, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Bryder voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de kantonrechter ligt de vraag voor of sprake is van een rechtsgeldige afspraak over zogenaamd all-in loon (artikel 4.1 van de arbeidsovereenkomst), nu in dat loon ook de loonwaarde de opgebouwde vakantie-uren is begrepen. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
4.2.
Ingevolge artikel 7:639 lid 1 BW behoudt een werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon en op grond van artikel 7:640 lid 1 BW kan de werknemer tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst geen afstand doen van zijn aanspraak op vakantie tegen schadevergoeding. Het doel van deze bepalingen is dat een werknemer daadwerkelijk vakantiedagen opneemt, hetgeen past bij de recuperatiefunctie van vakantie. Naar aanleiding van prejudiciële vragen over de toelaatbaarheid van het verdisconteren van de loonwaarde van de vakantiedagen in het periodiek aan de werknemer betaalde loon, heeft het Europese Hof in het arrest Robinson-Steel (16 maart 2006, C-131/04 en C-257/04) de regel geformuleerd dat artikel 7 van de richtlijn (93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 (betreffende een aantal aspecten van de organisatie van arbeidstijd) zich er niet tegen verzet dat bedragen die op transparante en begrijpelijke wijze als loon voor de minimale jaarlijkse vakantie in de vorm van uitkeringen in gedeelten, verspreid over het betrokken arbeidsjaar, worden uitbetaald samen met het loon voor verrichte arbeid worden verrekend met het loon voor een bepaalde vakantie die de werknemer daadwerkelijk opneemt.
4.3.
Voor de toelaatbaarheid van een all-in loon is dus vereist een helder geformuleerde bepaling in de arbeidsovereenkomst waaruit blijkt hoe hoog het uurloon of het maandloon van de werknemer is, inclusief én exclusief vakantietoeslag en vergoeding voor de vakantie-uren. Anders dan [eiser01] stelt, hoeft de wijze waarop de doorbetaling van het loon tijdens vakantie in het all-in loon is opgenomen niet óók kenbaar te zijn uit de maandelijkse loonstroken, maar is aan het genoemde vereiste van transparantie en begrijpelijkheid voldaan indien, de arbeidsovereenkomst zelf voldoende duidelijkheid verschaft over (de omvang van) deze component van het all-in loon. Dat [eiser01] daadwerkelijk vakantie heeft genoten staat hier niet ter discussie, zodat aan deze voorwaarde in ieder geval is voldaan.
4.4.
Artikel 4.1 in samenhang met artikel 5.1 van de arbeidsovereenkomst geeft die verlangde duidelijkheid naar het oordeel van de kantonrechter niet. Hieruit volgt immers niet dat in het bruto uurloon van € 11,67 een vergoeding voor vakantie-uren is begrepen én hoe hoog die vergoeding is. Bryder heeft tijdens de mondeling behandeling bovendien zelf ook toegegeven dat haar zienswijze niet met één oogopslag duidelijk is in de arbeidsovereenkomsten met [eiser01] en ook niet blijkt uit de schriftelijke toelichting daarop. Dat Bryder een en ander volgens haar duidelijk tijdens het arbeidsvoorwaardengesprek mondeling aan [eiser01] heeft uitgelegd, [eiser01] nooit eerder heeft aangegeven dat dit voor hem onduidelijk was en ook niet heeft gehandeld alsof hij dit niet begreep, kan Bryder niet baten. Behalve dat [eiser01] dit heeft weersproken, blijft gelden dat geen sprake is van een helder geformuleerde bepaling in de arbeidsovereenkomst.
4.5.
De conclusie is dat [eiser01] aanspraak kan maken op de loonwaarde van de opgebouwde (niet-genoten) vakantie-uren. Bryder heeft de hoogte van de gevorderde bedragen en de wettelijke rente niet weersproken. Gelet op de omstandigheid dat het om niet betaalde vakantie-uren gaat met een relatief laag bedrag, acht de kantonrechter een wettelijke verhoging van 10% op grond van artikel 7:625 BW redelijk. De kantonrechter ziet aanleiding de betalingstermijn te stellen op 14 dagen na aanzegging.
4.6.
Bryder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser01] . [eiser01] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisende partijen met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt de gedaagde partij slechts veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en ten slotte tot vergoeding van het – hierna in het dictum vast te stellen – salaris van de gemachtigde. Deze vergoeding voor het salaris moet door de gemachtigde worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de gemachtigde toegekende vergoeding. De gevorderde nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Bryder om aan [eiser01] tegen behoorlijk bewijs van kwijting en binnen veertien dagen na aanzegging te betalen:
een bedrag van € 980,28 bruto terzake van opgebouwde en niet genoten vakantie-uren,
een bedrag van € 78,46 bruto terzake van vakantietoeslag,
te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 10% over de bedragen onder a. en b. vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling, alsmede met de wettelijke rente over de onder a., b. en c. genoemde bedragen vanaf 2 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Bryder in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot dit vonnis vastgesteld op € 356,15, waaronder € 264,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
veroordeelt Bryder tot betaling van € 66,00 aan nasalaris, voor zover eisende partij daadwerkelijk nakosten zal maken, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. Nobel en ter openbare terechtzitting uitgesproken op 30 maart 2023.