ECLI:NL:RBDHA:2023:5461

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
NL22.25329
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijheidsontnemende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die was opgelegd aan een Syrische eiser op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De maatregel was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 december 2022 het bestreden besluit nam. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft de maatregel op 14 december 2022 opgeheven, omdat de asielaanvraag van eiser zich niet leent voor afdoening in de grensprocedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen instemden met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft zijn beroepsgronden op 14 december 2022 ingediend, waarna de staatssecretaris op 16 december 2022 een verweerschrift heeft ingediend. Het onderzoek is op 22 december 2022 gesloten. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de medische omstandigheden van eiser, die onder andere hoge bloeddruk en diabetes heeft, en of deze omstandigheden voldoende gemotiveerd waren om een lichter middel toe te passen.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit geen motiveringsgebrek vertoonde. Eiser had aangegeven dat hij liever niet naar Ter Apel wilde, en de rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de medische omstandigheden van eiser in zijn afweging had betrokken. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn medische klachten niet behandeld konden worden in het aanmeldcentrum. Daarom kon de staatssecretaris het belang van grensbewaking zwaarder laten wegen dan de persoonlijke omstandigheden van eiser.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter W.B. Klaus, in aanwezigheid van griffier R. Pronk, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25329

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder eiser een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de vrijheidsontnemende maatregel op 14 december 2022 opgeheven omdat de asielaanvraag van eiser zich niet leent voor de afdoening in de grensprocedure.
Partijen hebben aangegeven dat zij instemmen met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 14 december 2022 zijn beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft op 16 december 2022 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 22 december 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Syrische nationaliteit en is geboren op [datum]
2. Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest.
Is het lichter middel goed gemotiveerd?
3. Eiser voert aan dat bij het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel niet
juist gemotiveerd is waarom de door hem naar voren gebrachte feiten en
omstandigheden, namelijk dat hij een hoge bloeddruk en diabetes heeft, dat zijn schildklier niet goed werkt en veel medicatie gebruikt, niet leiden tot het toepassen van een lichter middel. De omstandigheden staan niet in het besluit. Volgens eiser is het feit dat aan hem is medegedeeld dat er op het aanmeldcentrum een medische dienst is en dat daar ook medicatie wordt verstrekt enkel een mededeling en geen motivering van verweerder ten aanzien van het niet opleggen van een lichter middel.
3.1
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het bestreden besluit geen motiveringsgebrek ten aanzien van het toepassen van een lichter middel bevat. Uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel van 10 december 2022 blijkt het volgende:
Ik ben voornemens aan u een vrijheid ontnemende maatregel op te leggen. Zijn er feiten en/of omstandigheden die maken dat dit volgens u, in uw geval niet mogelijk is?
“Oké, dat is prima, ik wil liever niet naar Ter Apel.”
Zijn er bijzondere medische omstandigheden waarmee rekening gehouden moet worden?
Gebruikt u medicijnen?
“Ik heb een hoge bloeddruk, Diabetes en mijn schildklier werkt niet goed. Ik gebruik daar dagelijks de volgende medicatie voor: Thyroxin, Aspirin, Rampril, Atorva en Slofage. Ik heb niet heel veel meer bij mij. Ik begrijp dat er een arts aanwezig is op de locatie waar ik ga verblijven.”
In het bestreden besluit heeft verweerder deze medische omstandigheden betrokken in zijn afweging en er in dat verband terecht op gewezen dat in het aanmeldcentrum een medische dienst is en dat daar ook medicatie verstrekt kan worden. Eiser heeft zelf geantwoord dat hij de vrijheidsontnemende maatregel prima vindt en liever niet naar het AZC in Ter Apel gaat.
Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij medische klachten heeft die daar niet behandeld kunnen worden. Verweerder heeft daarom het grensbewakingsbelang van groter gewicht kunnen achten en kunnen afzien van het toepassen van een lichter middel.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
4.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.