ECLI:NL:RBDHA:2023:5460
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. Kraefft
- N.F. van der Gouw
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en medische problematiek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.334 en NL23.335, betreffende de asielaanvraag van een Eritrese eiseres. De eiseres had een asielaanvraag ingediend in Duitsland, die was afgewezen. Vervolgens heeft zij in Nederland asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiseres niet in behandeling hoefde te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake is van onevenredige hardheid vanwege de medische situatie van de eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende waarborgen zijn voor de overdracht van de eiseres aan Duitsland, inclusief begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige en continuering van haar medicatie tijdens de reis. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij overdracht aan Duitsland te vrezen heeft voor indirect refoulement, en dat de opgelegde bewaringsmaatregel geen gevolgen heeft voor de procedure.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.