ECLI:NL:RBDHA:2023:5454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
NL23.8582 en NL23.8557
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en maatregel van bewaring van een minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd aan een minderjarige vreemdeling, eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.G. Kleijweg, heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Janssen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring geen adequate motivering bevatte met betrekking tot de minderjarigheid van eiser, wat leidt tot een motiveringsgebrek. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf de datum van oplegging, 20 maart 2023, en heeft de maatregel met onmiddellijke ingang opgeheven. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, die is vastgesteld op € 1.130,-. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener. De rechtbank heeft het beroep tegen het terugkeerbesluit ongegrond verklaard, maar het beroep tegen de maatregel van bewaring gegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.8557 en NL23.8582
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2023 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd (bestreden besluit 1). Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (bestreden besluit 2).
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.J. Bentaieb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2006.
Over bestreden besluit 1 (NL23.8582)
2. Eiser stelt dat het terugkeerbesluit voor vernietiging in aanmerking komt. Verweerder heeft namelijk in het terugkeerbesluit geen overwegingen opgenomen die zien op de minderjarigheid van eiser. Verweerder had moeten motiveren waarom aan eiser het zware middel van een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn moest worden opgelegd. Op grond van de Terugkeerrichtlijn kan verweerder altijd afzien van het opleggen van een terugkeerbesluit en kan verweerder ook altijd een terugkeerbesluit opleggen met een vertrektermijn.
3. De rechtbank overweegt het volgende. Anders dan eiser stelt, is verweerder op grond van de Terugkeerrichtlijn verplicht om tegen illegale derdelanders een terugkeerbesluit uit te vaardigen. Er is dus geen ruimte om een belangenafweging te maken.
4. Bij de bepaling van de vertrektermijn is artikel 62 van de Vw van belang. Op grond van het tweede lid van dat artikel kan verweerder een termijn van nul dagen hanteren, indien het risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken. In het bestreden besluit heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat van een dergelijk risico sprake is. Eiser heeft deze motivering niet betwist. Om die reden heeft verweerder ten aanzien van eiser dus terecht bepaald dat hem geen vertrektermijn wordt vergund. De leeftijd van eiser is daarbij niet van belang. De beroepsgrond faalt.
Over bestreden besluit 2 (NL23.8557)
Lichter middel
5. Uit het bestreden besluit, het dossier in het algemeen en het verhandelde ter zitting, is gebleken dat verweerder uitgaat van de minderjarigheid van eiser.
6. Verweerder voert specifiek beleid voor alleenstaande minderjarigen aan wie de maatregel van bewaring wordt opgelegd.1 Dit beleid houdt -kort gezegd- in dat deze vreemdelingen alleen in vreemdelingenbewaring worden geplaatst, als daartoe zwaarwegende belangen aanwezig zijn. Van zwaarwegende belangen is uitsluitend sprake als de alleenstaande minderjarige vreemdeling is verdacht van of veroordeeld voor een misdrijf of als hij eerder met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang of hij zich niet heeft gehouden aan een opgelegde meldplicht of vrijheidsbeperkende maatregel. Op grond van dit beleid moet verweerder voorafgaande aan de inbewaringstelling van de minderjarige vreemdeling een concrete afweging maken over de toepassing van de maatregel van bewaring in relatie tot de minderjarigheid.
7. In de maatregel van bewaring van 20 maart 2023 heeft verweerder aangevoerd dat eiser zich eerder heeft onttrokken aan het toezicht op vreemdelingen. Dit heeft verweerder evenwel gedaan ter motivering van de gronden 3b en 4a van de maatregel van bewaring. De maatregel van bewaring bevat verder geen motivering waaruit blijkt dat verweerder de minderjarigheid van eiser kenbaar heeft betrokken bij de belangenafweging. Dit levert een motiveringsgebrek op. De rechtbank verwijst in dit verband onder meer naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 mei 20192.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep om deze reden al gegrond. De maatregel dient met onmiddellijke ingang te worden opgeheven. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking meer.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel van bewaring van meet af aan onrechtmatig geweest, dus met ingang van 20 maart 2023. De rechtbank oordeelt dat eiser een schadevergoeding toekomt voor elf dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel. Voor één dag verblijf in een politiecel krijgt eiser € 130,-. Voor tien dagen verblijf in het detentiecentrum krijgt hij (10 x € 100,- =) € 1.000,- De totale
1. Zie A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
schadevergoeding bedraagt dus € 1.130,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
over bestreden besluit 1 (NL23.8582)
- verklaart het beroep ongegrond.
over bestreden besluit 2 (NL23.8557)
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van heden, 30 maart 2023;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser
tot een bedrag van € 1.130,-.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden
ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.