ECLI:NL:RBDHA:2023:5444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
NL23.4583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het relaas en problemen met de familie van de partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had aangevoerd dat hij bedreigd werd door de familie van een meisje met wie hij een relatie had, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris deze relatie en de bijbehorende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig had geacht. Eiser had geen naam van het meisje willen geven, wat volgens de rechtbank afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van zijn verhaal. Daarnaast had eiser tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de duur en het begin van de relatie, en over de bedreigingen die hij had ervaren. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris niet onterecht had gesteld dat de problemen met de familie van het meisje niet voldoende waren onderbouwd. Eiser had ook in andere Europese landen verbleven zonder asiel aan te vragen, wat volgens de rechtbank ook relevant was voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4583
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.G.M. van Zutphen),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Bozkurt).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.4584, op 15 maart 2023 op zitting behandeld. De rechtbank heeft de zaak toen aangehouden. De gemachtigde van eiser was niet verschenen, omdat hij geen contact met eiser kon krijgen en eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Op zitting werd naar aanleiding van informatie van verweerder echter duidelijk dat eiser zich weer gemeld had bij een asielzoekerscentrum. De rechtbank wilde eiser en zijn gemachtigde daarom in de gelegenheid stellen op zitting aanwezig te zijn voor een inhoudelijke behandeling van de zaak.
Vervolgens heeft de rechtbank het beroep, tezamen met de zaak NL23.4584, op
30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich ook laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Algerije een relatie had met een meisje, met wie hij ook seksuele gemeenschap heeft gehad. Toen dit bekend werd bij haar streng religieuze familie is eiser meermalen door deze familie bedreigd. Ze wilden hem ook
verplichten om met het meisje te trouwen, maar dat wilde hij niet. Uit vrees voor de familie van het meisje heeft eiser Algerije verlaten.
Besluit verweerder
2. Het asielrelaas van eiser bevatte volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
- De relatie met een meisje en de daaruit volgende problemen met haar familie.
Verweerder vind het eerste element geloofwaardig, maar het tweede element ongeloofwaardig. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het opmerkelijk is dat eiser de naam van het meisje niet wil geven, aangezien zijn problemen zijn begonnen met zijn relatie met haar. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de reden waarom hij niet met haar wilde trouwen. Ook heeft hij wisselend verklaard over het moment waarop hij het meisje heeft ontmoet, wanneer zij een relatie kregen en hoe lang deze relatie heeft geduurd. Voorts heeft eiser niet verklaard wanneer de problemen met de familie zijn begonnen en heeft hij tegenstrijdig, verwarrend en niet eenduidig verklaard over de bedreigingen door de familie. Daarnaast heeft verweerder gewezen op het feit dat eiser in diverse Europese landen is geweest zonder asiel aan te vragen. Eiser heeft ook overlast veroorzaakt in de opvanglocatie en is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen. Dit doet volgens verweerder afbreuk aan de gestelde noodzaak om internationale bescherming in Nederland te krijgen. Verweerder heeft tot slot een terugkeerbesluit opgelegd.
Geloofwaardigheid tweede element
3. Eiser stelt dat verweerder het tweede element ten onrechte ongeloofwaardig had bevonden. Eiser ziet niet in waarom hij de naam van het meisje had moeten geven. Op deze manier grieft hij haar onnodig, aangezien niet zij, maar haar familie het probleem is. Daarnaast meent eiser dat verweerder hem niet heeft mogen tegenwerpen dat hij niet eenduidig heeft verklaard over het begin van zijn relatie met het meisje. De relatie is namelijk niet op een bepaald moment begonnen, maar heel geleidelijk gegaan. Ook mocht verweerder niet tegenwerpen dat eiser niet precies weet wanneer zijn problemen zijn begonnen. Omdat eiser niet dagelijks bij het meisje was, weet hij niet wanneer haar moeder de rest van de familie heeft ingelicht. Tot slot vindt eiser dat zijn verklaringen over de bedreigingen niet onsamenhangend waren. De hele familie bemoeide zich immers met de relatie en daarom heeft hij over diverse familieleden verklaard.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de relatie met het meisje en de problemen met haar familie niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft mogen stellen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas dat eiser de naam van het meisje niet heeft genoemd. De problemen die eiser ten grondslag legt aan zijn asielrelaas zouden immers zijn begonnen met hun relatie. In dat licht is de naam van het meisje relevant voor de geloofwaardigheid van het asielrelaas. De stelling van eiser dat hij het meisje niet wil grieven, baat hem niet. Van eiser mag immers worden verwacht dat hij er vertrouwen in heeft dat de Nederlandse autoriteiten zorgvuldig met de door hem verstrekte informatie omgaat.
5. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij het meisje ontmoette en hoe lang hun relatie heeft geduurd. Eiser heeft enerzijds verklaard dat hun relatie begon nadat hij
terugkeerde van een reis uit Spanje. Dit was twee tot vier maanden voor zijn definitieve vertrek uit Algerije.1 Anderzijds heeft hij verklaard dat de relatie al was begonnen vóórdat hij naar Spanje ging en dat hun relatie zo’n negen maanden heeft geduurd.2 Dat hun relatie geleidelijk is gegaan, heeft verweerder een onvoldoende verklaring voor deze tegenstrijdigheid mogen vinden. Die gestelde geleidelijkheid blijkt namelijk niet uit hetgeen eiser zelf heeft verklaard. In beroep en ter zitting heeft eiser de gestelde geleidelijkheid ook niet nader toegelicht.
6. Verder heeft verweerder van belang mogen achten dat eiser niet weet wanneer de problemen met de familie van het meisje hebben plaatsgevonden. Omdat deze problemen de kern zijn voor het asielrelaas, mocht van hem ten minste verwacht worden dat hij de problemen bij benadering in de tijd kan plaatsen. Hieraan staat niet in de weg dat hij heeft verklaard dat hij niet dagelijks bij het meisje was. Ook heeft verweerder terecht aangevoerd dat eiser tegenstrijdig en niet eenduidig heeft verklaard over de bedreigingen die de familie van het meisje tegen hem heeft geuit. Volgens de verklaringen van eiser zou een oom van het meisje hem hebben bedreigd, maar zou dezelfde oom tevens hebben geprobeerd om de situatie te sussen. Eiser heeft verder niet concreet gemaakt door wie hij werd bedreigd, op welke manier, en op welk(e) moment(en). Volgens eiser waren er veel familieleden bij de bedreigingen betrokken. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze gestelde omstandigheid ontoereikend is. Ondanks de vele familieleden mocht van eiser verwacht worden dat hij meer concrete verklaringen kon afleggen dan hij heeft gedaan.
7. Uit rechtsoverwegingen 4, 5 en 6, opgeteld bij de omstandigheid dat verweerder onbetwist heeft aangevoerd dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reden waarom hij niet met het meisje heeft willen trouwen, vloeit voort dat dat verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Om die reden behoeft de beroepsgrond dat eiser als gevolg van de gestelde problemen bij terugkeer in Algerije heeft te vrezen voor een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het EVRM geen bespreking.
Overlast
8. Eiser betoogt dat verweerder bij de beoordeling van de asielaanvraag ten onrechte heeft meegewogen dat hij in andere Europese landen is geweest zonder daar asiel aan te vragen, dat hij overlast heeft veroorzaakt en dat hij strafbare feiten heeft gepleegd. Deze omstandigheden doen volgens hem niet af aan de noodzaak om internationale bescherming in Nederland te krijgen.
9. De rechtbank oordeelt als volgt. Uit rechtsoverweging 7 blijkt al dat het standpunt van verweerder over de ongeloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser wordt gedragen door de afzonderlijke argumenten die verweerder daartoe heeft aangevoerd. Het bestreden besluit biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de in rechtsoverweging 8 omschreven omstandigheden verweerders beoordeling van het asielrelaas hebben “gekleurd”. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, heeft hij met de genoemde omstandigheden slechts een “schetst” willen geven van eiser. De genoemde omstandigheden dragen op zich niet bij aan de beoordeling dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank kan verweerder hierin volgen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
1. Zie pagina 4 en 7 van het Verslag nader gehoor en pagina 11 van het Verslag gehoor aanmeldfase.
2 Zie pagina 6 van het Verslag nader gehoor.
Uitstel van vertrek
10. Eiser voert aan dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de vraag of de omstandigheid dat hij aan epileptische aanvallen lijdt tot uitstel van vertrek zou moeten leiden3.
11. Ook deze beroepsgrond faalt. Hiertoe geldt dat eiser de aard en omvang van zijn gestelde medische klachten niet met stukken heeft onderbouwd. In hetgeen eiser tijdens zijn gehoren heeft verklaard heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om zijn
medische situatie te onderzoeken. Eiser heeft zijn epileptische aanvallen wel genoemd, maar heeft onder meer verklaard dat hij hiervoor medicijnen krijgt die hij overal zonder recept kan kopen.
Conclusie
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
13. Voor eenproceskostenveroordeling bestaat geenaanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal - van der Veen, griffier.
3 in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van deze uitspraak.