ECLI:NL:RBDHA:2023:5416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2614
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer van een overleden raadslid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Volkskrant B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres, De Volkskrant, heeft verzocht om documenten en communicatie met betrekking tot de gebeurtenissen rondom het overlijden van [C], een voormalig raadslid voor de Partij voor de Vrijheid. Verweerder heeft een aantal documenten openbaar gemaakt, maar bepaalde informatie zwartgelakt, onder andere op grond van de persoonlijke levenssfeer van [C] en persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin zij betoogt dat de motivering voor de weigeringsgronden onvoldoende is en dat er meer documenten beschikbaar zouden moeten zijn. De rechtbank heeft het procesverloop en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bestudeerd. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de rechtbank kennis heeft genomen van de niet-openbaar gemaakte stukken, en dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde informatie niet openbaar kon worden gemaakt.

De rechtbank concludeert dat de weggelakte informatie op goede gronden is geweigerd, en dat de belangen van de persoonlijke levenssfeer van [C] en de nabestaanden zwaarder wegen dan het belang van openbaarheid. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/2614

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 april 2023 in de zaak tussen

De Volkskrant B.V., uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: E.T. Verwiel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. W.M. Logtenberg).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
de Politiechef van de eenheid Den Haag(gemachtigde: mr. J.B. van der Els) en
[derde-partij], uit [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op de aanvraag van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) en informatie deels openbaar gemaakt.
Bij besluit van 19 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder op het bezwaar van eiseres beslist en daarbij meer informatie openbaar gemaakt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres en de Politiechef van de eenheid Den Haag hebben toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om kennis te nemen van de niet-openbaar gemaakte stukken
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2022.
Namens eiseres waren [A] en haar gemachtigde aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook [derde-partij] was aanwezig.
[derde-partij] heeft ter zitting toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De rechtbank heeft na de zitting de ongelakte stukken bestudeerd en heeft vastgesteld dat in een gedeelte van deze stukken nog informatie is weggelakt en dat sommige informatie slecht leesbaar is. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen de ontbrekende informatie over te leggen.
Verweerder heeft de ontbrekende informatie overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, nu partijen niet hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht op een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 6 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft verzocht om documenten en communicatie (inclusief whatsapp- en sms-berichten) over de gebeurtenissen in aanloop naar, rondom en in nasleep van het overlijden van [C]. Zij was raadslid in de gemeenteraad van Den Haag voor de Partij voor de Vrijheid. Derde partij [derde-partij] was haar partner (hierna: de partner). Verweerder heeft informatie openbaar gemaakt, maar heeft bepaalde informatie zwartgelakt. Eiseres is het daar niet mee eens en meent daarnaast dat er meer documenten zouden moeten zijn.
Wat heeft verweerder beslist?
2. Verweerder heeft een inventarislijst opgesteld met documenten die hij naar aanleiding van het Wob-verzoek heeft aangetroffen. Er zijn geen whatsapp berichten of sms-berichten (meer) aanwezig. Verweerder heeft de aangetroffen documenten openbaar gemaakt, met uitzondering van een aantal onderdelen. Deze onderdelen heeft verweerder uiteindelijk geweigerd vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob) of omdat het gaat om persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad (artikel 11, eerste lid, van de Wob). In bezwaar heeft verweerder verduidelijkt waarom bepaalde delen van documenten niet openbaar gemaakt kunnen worden en heeft verweerder meer informatie uit twee documenten openbaar gemaakt.
Wat vindt eiseres in beroep?
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom welke weigeringsgrond op welk documentonderdeel van toepassing is. Voor elk document is wel aangegeven welke weigeringsgrond van toepassing is, maar niet voor elk documentonderdeel. Eiseres heeft een aantal voorbeelden genoemd. De stelling van verweerder dat in document 10 alleen informatie is geweigerd vanwege de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is niet juist. Zo zit bij dat document een e-mailbericht dat een passage bevat dat lijkt weggelakt op grond van persoonlijke beleidsopvattingen voor intern beraad. Onduidelijk is ook waarom in de brief afkomstig van [C] informatie is geweigerd. Eiseres vermoedt dat het hier gaat om de persoonlijke levenssfeer van [C] en niet van ambtenaren, maar dat blijkt niet uit het bestreden besluit.
3.2.
Daarnaast voert eiseres aan dat de inventarisatie gebrekkig is geweest. De door verweerder aangetroffen documenten beperken zich tot een aantal e-mails, een driehoeksverslag, twee brieven, een notitie, een toelichting van de driehoek en de documentatie aanwezig bij de griffie. Eiseres vindt het niet aannemelijk dat verweerder een uitputtende zoekslag heeft gemaakt naar informatie waar het verzoek op ziet. Zij stelt onder meer dat digitale communicatieberichten in het geheel niet lijken te zijn geïnventariseerd. Ook stelt zij dat het waarschijnlijk lijkt dat er meer documenten en communicatie zijn uitgewisseld tussen de burgemeester en anderen. Zij wijst in dit verband naar een aantal publicaties.
3.3.
Eiseres voert verder aan dat voor zover informatie onleesbaar is gemaakt vanwege de persoonlijke levenssfeer van [C] dit ten onrechte is gebeurd. In dat geval weegt het belang van openbaarheid zwaarder. Daarbij geldt dat overleden personen geen bescherming van de persoonlijke levenssfeer toekomt. Ook spelen de overwegingen van nabestaanden een rol en die hechten veel waarde aan maximale openheid. Eiseres verwijst naar een brief van de partner.
3.4
Eiseres voert daarnaast aan dat feiten in documenten voor intern beraad niet geweigerd kunnen worden. Uit het besluit blijkt niet dat verweerder dit heeft gecontroleerd. Verder heeft verweerder niet gekeken of de informatie in niet tot personen herleidbare vorm kan worden verstrekt. [1]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Gelet op de gegeven toestemming op grond van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, doet de rechtbank uitspraak na kennis te hebben genomen van de niet-openbaargemaakte stukken.
5. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (Woo) in werking getreden en is de Wob vervallen. Voor de beoordeling van een besluit dat is genomen op grond van de Wob geldt die wet nog steeds als toetsingskader.
Motivering algemeen
6. De rechtbank overweegt dat verweerder per weggelakte alinea heeft aangegeven welke weigeringsgrond van toepassing is. Verweerder wordt gevolgd in zijn stelling dat hij niet per gelakte passage hoeft te motiveren waarom de weigeringsgrond van toepassing is. Indien voor elk zelfstandig onderdeel een herhaalde motivering wordt genoemd, bijvoorbeeld omdat één en dezelfde naam tientallen keren voorkomt in de gevraagde stukken, doet dit afbreuk aan de leesbaarheid van het besluit. [2] Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in een aantal stukken inderdaad gegevens van [C] zijn weggelakt met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat in document 10 een paar keer sprake was van de weigeringsgrond van artikel 11 van de Wob, terwijl in het bestreden besluit is vermeld dat in document 10 alleen de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob aan de orde is. [3] Met de aanvullende toelichting in beroep heeft verweerder alsnog voldoende gemotiveerd welke weigeringsgrond van toepassing is op de weggelakte informatie.
Meer documenten
7. De rechtbank overweegt dat eiseres in bezwaar had kunnen aanvoeren dat de inventarisatie gebrekkig is geweest en dat bijvoorbeeld digitale communicatieberichten in het geheel niet lijken te zijn geïnventariseerd. In het bezwaarschrift is niet gesteld dat er meer documenten zouden moeten zijn. Ook uit het verslag van de hoorzitting blijkt niet dat eiseres hier gronden over heeft aangevoerd. In het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften is juist opgenomen dat er geen verschil van mening bestaat over de vraag welke documenten onder het Wob-verzoek vallen. Tijdens de zitting is gebleken dat verweerder en eiseres een verschillend beeld hebben van de hoorzitting. De rechtbank overweegt dat eiseres in bezwaar had kunnen aangeven dat de weergave in het advies onjuist is, maar dat zij dit niet heeft gedaan. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep dan ook uit van de volledigheid van de door verweerder opgestelde inventarislijst.
Weigeringsgrond persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob)
8.1
Verweerder heeft betoogd dat in sommige passages van document nummer 10 meerdere persoonsgegevens achter elkaar zijn weggelakt, waardoor het lijkt alsof er hele zinnen zijn weggelakt. Eiseres heeft gesteld dat in de gevallen dat er meerdere woorden na elkaar zijn weggelakt, zoals in de brief van [C] [4] , het niet aannemelijk is dat het uitsluitend zou gaan om namen, telefoonnummers, enzovoorts. De rechtbank heeft na kennisneming van de vertrouwelijke stukken vastgesteld dat de weggelakte passages in de brief van [C] de persoonlijke levenssfeer van [C] betreffen. Ook de door eiseres genoemde passages in de e-mailberichten van 3 februari 2018 en 19 februari 2018 en de memo’s van 16 maart 2018 en 1 oktober 2018 zijn op goede gronden geweigerd.
8.2
Het betoog van eiseres dat ten aanzien van de persoonsgegevens van [C] in document 10 het belang van openbaarmaking zwaarder had moeten wegen dan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer slaagt niet. Het is niet zo dat door het overlijden van een persoon de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in de Wob niet meer aan de orde is. Voor toepassing van het begrip persoonlijke levenssfeer is van belang of de gegevens waarvan om openbaarmaking wordt verzocht, zien op de periode dat de persoon waarover die gegevens handelen in leven was. Gegevens die daarop zien, vallen binnen de persoonlijke levenssfeer. [5] Daarvan is hier sprake. Openbaarmaking van de gegevens kan daarnaast gevolgen hebben voor de persoonlijke levenssfeer van de nabestaanden. [6] Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de partner niet de enige nabestaande is. Dat hij mogelijk vindt dat de persoonsgegevens openbaar gemaakt mogen worden, is daarom niet voldoende.
Weigeringsgrond intern beraad (artikel 11, eerste lid, van de Wob)
9. De rechtbank stelt, na kennisneming van de vertrouwelijke informatie, vast dat de op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob geweigerde informatie in document 8 persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Verweerder heeft deze informatie op goede gronden geweigerd. Verweerder heeft in beroep toegelicht dat hij wel heeft gekeken of de informatie in niet tot personen herleidbare vorm kan worden verstrekt. Verweerder heeft hiervan afgezien, omdat openbaarmaking van de persoonlijke beleidsopvattingen volgens hem geen meerwaarde heeft voor een goede en democratische bestuursvoering.
Conclusie
10. De rechtbank concludeert dat verweerder de weggelakte informatie in de documenten op goede gronden heeft geweigerd openbaar te maken. De rechtbank is zich ervan bewust dat het voor eiseres, gelet op de controlerende functie die zij heeft vanuit haar journalistieke rol, belangrijk is om inzage te krijgen in stukken zoals hier aan de orde. De rechtbank stelt vast dat eiseres van verweerder veel informatie heeft gekregen, maar dat er belangen zijn waarvan verweerder terecht heeft gesteld dat die zich verzetten tegen de openbaarmaking van meer gegevens.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzitter, en mr. M.J.L. van der Waals en mr. H.G. Molenaar-Geurtsen, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 11, tweede lid, van de Wob.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 19 januari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP1317
3.E-mailbericht van de burgemeester van 2 oktober 2018.
4.Die begint met “Allereerst moet me wel van het hart”.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2643.
6.Zie Rechtbank Amsterdam, 19 juli 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR3104.