ECLI:NL:RBDHA:2023:5407
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verklaring omtrent bezit Nederlanderschap en niet-ontvankelijkheid beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit het Verenigd Koninkrijk en de Minister van Buitenlandse Zaken. De eiser had op 9 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verklaring omtrent het bezit van het Nederlanderschap, welke aanvraag door de Minister werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1972, sinds zijn geboorte in het Verenigd Koninkrijk woont en de Britse nationaliteit bezit. Zijn vader had de Nederlandse nationaliteit verkregen door naturalisatie in 1966, waardoor de eiser bij zijn geboorte van rechtswege de Nederlandse nationaliteit verkreeg. Echter, de Minister stelde dat de eiser het Nederlanderschap op 1 januari 2000 had verloren.
De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar dit bezwaar werd door de Minister niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 15 maart 2023 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigden aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat de brief van 9 december 2021 geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen publiekrechtelijke grondslag voor de afgifte van de gevraagde verklaring bestond. De rechtbank concludeert dat het beroep van de eiser niet-ontvankelijk is verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.