ECLI:NL:RBDHA:2023:5383

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
SGR 22/2787
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV per 11 december 2021. Eiseres, die zich op 15 september 2020 ziek meldde, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het UWV concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat eiseres per 14 september 2021 meer dan 65% van haar loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het UWV haar medische klachten en beperkingen onderschatte. Tijdens de zitting op 3 april 2023, waar alleen de gemachtigde van eiseres aanwezig was, werd het beroep behandeld.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De verzekeringsarts B&B had de medische situatie van eiseres zorgvuldig beoordeeld en alle relevante klachten in de beoordeling betrokken. De rechtbank vond dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres. Bovendien werd opgemerkt dat de nieuwe ZW-uitkering die eiseres had aangevraagd na de beëindiging van haar eerdere uitkering, niet relevant was voor de beoordeling van de zaak, aangezien het om een andere datum in geding ging. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 14 september 2021 in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2787

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gümüs),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiseres per 11 december 2021 beëindigd, omdat eiseres per 14 september 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 31 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2023 via Skype op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiseres. Het UWV heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De griffier heeft voorafgaand aan de zitting getracht contact op te nemen met het UWV per mail, echter zonder resultaat.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, heeft zij zich op 15 september 2020 ziek gemeld in verband met gezondheidsklachten. In verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV een medisch en arbeidsdeskundig onderzoek verricht.
2. Het UWV heeft eiseres per 14 mei 2021 voor 23,81% arbeidsongeschikt geacht. De ZW-uitkering van eiseres is beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiseres meer dan 65% kon verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering per 11 december 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 18 maart 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 oktober 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van deze beslissing gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 29 maart 2022
.

Wat vindt eiseres

7. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt allereerst de bezwaargronden als ingelast en herhaald aan te worden merken.
8. Verder stelt zij dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel c.q. één of meer andere beginselen van behoorlijk bestuur.
9. Eiseres voert aan dat het UWV haar medische klachten en beperkingen onderschat en dat ten onrechte is aangenomen dat zij in staat is om de geduide functies uit te oefenen. Eiseres kampt sinds haar ziekmelding met fysieke en psychische klachten. Tevens ervaart eiseres aanhoudende pijnklachten als gevolg waarvan zij geen goede nachtrust heeft. Daarnaast is zij vanwege haar rugpijn genoodzaakt om voortdurend van houding te wisselen. Zo kan zij niet blijven zitten of staan. Ook is zij niet in staat om een lange afstand te lopen. Op het moment dat zij loopt dient zij voldoende rustmomenten in te lassen, zodat zij dient te liggen of te zitten om tot rust te komen. Vanwege de fysieke klachten en de hiermee gepaard gaande beperkingen is eiseres beperkt ten aanzien van tillen, knijpen, grijpen, bukken, dragen, boven schouder actief zijn, hoofdbewegingen maken, reiken, lopen, zitten, repetitieve handelingen verrichten, en getordeerd en gebogen actief zijn.
10. Daarnaast ervaart eiseres psychische klachten zie zich uiten in spanningsklachten, paniekaanvallen, angstklachten, faalangst, concentratieproblemen, vergeetachtigheid en slapenloosheid. Zij heeft voortdurend paniekaanvallen en angstklachten waardoor zij een geïsoleerd leven leidt. Vanwege haar psychische klachten is zij niet in staat persoonlijk of sociaal te functioneren.
11. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij na de beëindiging van haar ZW-uitkering een WW-uitkering heeft aangevraagd. Vanuit de WW heeft zij zich ziekgemeld waarna zij een ZW-uitkering toegekend heeft gekregen. Eiseres stelt dat hieruit blijkt dat zij altijd al forse beperkingen had en dat zij nu eigenlijk al een WIA-uitkering hoort te krijgen. Haar klachten zijn niet verminderd, maar almaar erger geworden.

Wat vindt de rechtbank

12. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 11 december 2021 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.
13. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 14 september 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
15. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting, het dossier bestudeerd en alle objectiveerbare klachten betrokken in de beoordeling. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten fysieke en psychische klachten, heeft betrokken bij de medische beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B stelt allereerst vast dat eiseres niet voldoet aan de criteria “geen benutbare mogelijkheden”. Volgens de verzekeringsarts B&B voldoet eiseres niet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. De verzekeringsarts B&B stelt vast dat er uitgebreide beperkingen aangenomen zijn ten aanzien van reguliere arbeid in alle rubrieken, waardoor accurate preventie ten aanzien van verergering van de klachten ontstaat. Er is ook geen discrepantie met het uitgebreid beschreven lichamelijk en psychisch onderzoek dat de arts heeft verricht. Ook voldoet eiseres niet aan een van de voorwaarden voor een urenbeperking, zoals vermeld in de standaard Duurbelastbaarheid in arbeid. Wat betreft de medicatie voor psychische- en slaapklachten heeft de verzekeringsarts B&B overwogen dat deze medicatie onlangs (na datum in geding) is verstrekt. Ten tijde van het primair verzekeringsgeneeskundig onderzoek is vastgesteld dat eiseres al een jaar lang geen medicatie gebruikte. Daardoor kan de nieuwe medicatie die na datum in geding is verstrekt, niet worden meegenomen op datum in geding. De overige medicatie, die eiseres op datum in geding gebruikte, veroorzaakt geen arbeidsgerelateerde beperkingen. De verzekeringsarts B&B ziet geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen dan de arts.
17. Eiseres voert aan dat het UWV niet dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen.
18. Eiseres heeft haar standpunt niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
19. De omstandigheid dat eiseres inmiddels een ZW-uitkering heeft gekregen maakt niet dat het bestreden besluit onjuist is. Het gaat namelijk om een andere datum in geding. Bovendien geeft eiseres aan dat haar klachten niet zijn verminderd, maar juist erger zijn geworden. Op geen enkele wijze is gebleken of aannemelijk geworden dat de nieuwe ZW-uitkering is toegekend op grond van dezelfde medische situatie/klachten als op de datum in dit geding.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 14 september 2021 met de middelste van de drie geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met zijn eigen werk.
Geen strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur
22. De rechtbank is niet gebleken van strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

Conclusie en gevolgen

23. Het UWV heeft terecht besloten om het ZW-uitkering van eiseres per 11 december 2021 te beëindigen, omdat zij per 14 september 2021 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
24. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 april 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.