In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV per 11 december 2021. Eiseres, die zich op 15 september 2020 ziek meldde, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Het UWV concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat eiseres per 14 september 2021 meer dan 65% van haar loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van haar ZW-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het UWV haar medische klachten en beperkingen onderschatte. Tijdens de zitting op 3 april 2023, waar alleen de gemachtigde van eiseres aanwezig was, werd het beroep behandeld.
De rechtbank oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De verzekeringsarts B&B had de medische situatie van eiseres zorgvuldig beoordeeld en alle relevante klachten in de beoordeling betrokken. De rechtbank vond dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres. Bovendien werd opgemerkt dat de nieuwe ZW-uitkering die eiseres had aangevraagd na de beëindiging van haar eerdere uitkering, niet relevant was voor de beoordeling van de zaak, aangezien het om een andere datum in geding ging. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 14 september 2021 in staat was om meer dan 65% van haar loon te verdienen, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.