ECLI:NL:RBDHA:2023:5382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/09/642394 / KG RK 23-187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een wrakingsverzoek wegens schending van de onpartijdigheid door de rechter

Op 20 maart 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. O. Diels. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een incident dat plaatsvond na een zitting op 3 februari 2023. Verzoekster vreesde dat de rechter, mr. H.J. Vetter, partijdig was, omdat hij na afloop van de zitting de hand schudde met de advocaat van de wederpartij, maar weigerde de hand van de broer van verzoekster, die ook als gevolmachtigde optrad, te schudden. Dit gedrag werd door verzoekster als een schending van de vereiste onpartijdigheid ervaren.

De wrakingskamer oordeelde dat de rechter zich niet respectvol had gedragen door de hand van de gevolmachtigde van verzoekster te weigeren, wat een zwaarwegende aanwijzing opleverde voor de vrees van verzoekster dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter zich moet houden aan de normen van de rechterscode, die onder andere voorschrijft dat een rechter zich prudent en respectvol moet gedragen. De weigering om de hand te schudden werd gezien als een gedraging die het publieke beeld van onpartijdigheid in gevaar kon brengen.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek toegewezen, en werd bepaald dat het geschorste onderzoek in de hoofdzaak opnieuw zou aanvangen met een andere rechter. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/27
zaak- /rekestnummer: C/09/642394 / KG RK 23-187
Beslissing van 20 maart 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. O. Diels,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Vetter,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van de gemachtigde van verzoekster van 5 februari 2023;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 14 februari 2023.
1.2.
Op 6 maart 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door mr. Diels;
- [broer] , broer van verzoekster.
De rechter is met voorafgaand bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/622303 / HA ZA 21/1104 tussen verzoekster en VvE [adres] . De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 15 juli 2022 en is voortgezet op 24 november 2022. Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling heeft verzoekster de rechter gewraakt. De wrakingskamer heeft dit verzoek op 3 februari 2023 op een zitting behandeld. Op dit wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer op 10 februari 2023 uitspraak gedaan. Naar aanleiding van een gedraging van de rechter na afloop van die zitting heeft verzoekster bij brief van 5 februari 2023 een tweede verzoek tot wraking gedaan.
2.2.
Verzoekster heeft, zoals nader toegelicht tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, in de kern aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij vreest dat de rechter partijdig is, dan wel dat er een schijn van partijdigheid is. Aanleiding daarvoor is dat na afloop van de wrakingszitting de rechter kort met de advocaat van de wederpartij in de hoofdzaak (mr. Kortenbach) sprak en hem en mr. Diels de hand schudde, maar vervolgens, toen de broer van verzoekster, die ook haar gevolmachtigde was, ook zijn hand naar de rechter uitstak, weigerde zijn hand te schudden en direct wegliep. Daarna liep mr. Kortenbach op de broer van verzoekster af en zei hem op luide toon dat hij zich moest schamen en dat het schandalig was wat hij heeft gedaan.
De gemachtigde van verzoekster heeft in het wrakingsverzoek verwezen naar onderdelen van paragraaf 2.3.1 en 2.5.3 van de rechterscode van de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak van 2011 (te vinden via www.nvvr.org).
“2.3.1 (…) De rechter draagt er zorg voor dat zijn gedrag binnen en buiten de rechtszaal het publieke beeld van onpartijdigheid niet in gevaar brengt. De rechter behandelt partijen gelijk met inachtneming van de eigenheid van elk individu. (…)”
“2.5.3 De rechter gedraagt zich prudent en respectvol. De rechter laat dit zien door de manier waarop hij partijen bejegent ter zitting. De rechter treedt partijen en andere actoren binnen de rechtspraak beleefd, oprecht en tactvol tegemoet. (…)”
2.3. De rechter heeft niet in de wraking berust en een reactie ingediend. De rechter erkent dat hij de hand van de broer niet geschud heeft omdat hij moeite had met een nieuw verwijt dat hem tijdens de wrakingzitting gemaakt werd. Het was op dat moment wat teveel gevraagd ook de broer van verzoekster een hand te geven. Daarbij geeft de rechter wel aan dat handen schudden niet iets is wat hij als te doen gebruikelijk zou willen aanmerken. Achteraf beschouwd is het misschien wat flauw om geen hand te geven maar geen enkele reden om te veronderstellen dat de rechter niet in staat zou zijn professioneel en dus onbevooroordeeld en onpartijdig de procedure in de hoofdzaak af te ronden.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De gewraakte gedraging van de rechter is dat de rechter na afloop van de wrakingszitting op 3 februari 2023 buiten de rechtszaal aan mr. Kortenbach en mr. Diels een hand heeft gegeven en dat hij bewust de uitgestoken hand van de broer van verzoekster, die bij deze zitting als gevolmachtigde van verzoekster aanwezig was, heeft geweigerd en direct daarna is weggelopen. Dat dit voorval zich zo heeft voorgedaan staat vast. De wrakingskamer volgt de rechter in zijn betoog dat rond een rechterlijke procedure het schudden van de handen door een rechter niet iets is wat als gebruikelijk valt aan te merken. Indien dit, zoals in dit geval, wel gebeurt, dan valt die gedraging onder het bereik van de hiervoor weergegeven normen in de rechterscode. Met het geven van een hand wordt in het algemeen tot uitdrukking gebracht dat men de ander respecteert. Vaststaat dat de rechter moeite had met een hem voor het eerst ter zitting van de wrakingskamer door de gevolmachtigde van verzoekster gemaakt verwijt. Desalniettemin had van hem, na afloop van de zitting, als professional, in redelijkheid mogen worden verwacht hier overheen te stappen en, na het handen schudden met de advocaten, ook de uitgestoken hand van de gevolmachtigde van verzoekster te aanvaarden. Doordat hij dat niet heeft gedaan, heeft hij zich niet respectvol gedragen naar de gevolmachtigde van verzoekster. Daarmee is tevens sprake van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster tot wraking vooringenomen is, althans is de bij verzoekster dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd. Het wrakingsverzoek moet worden toegewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking toe;
4.2.
bepaalt dat het geschorste onderzoek ter zitting in de hoofdzaak met ingang van heden opnieuw een aanvang neemt en schorst dit onderzoek totdat het onderzoek door een andere rechter in deze rechtbank zal zijn hervat;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, G.P. Kleijn en M. Kramer in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op
20 maart 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.