ECLI:NL:RBDHA:2023:5380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/09/631784 / HA ZA 22-551
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake aandeelhoudersovereenkomst en aanbiedingsplicht in vennootschapsstructuur

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een geschil tussen twee vennootschappen, [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., over de geldigheid van een aandeelhoudersovereenkomst en de daaruit voortvloeiende aanbiedingsplicht. De procedure is gestart door [bedrijf 1] die [bedrijf 2] heeft gedagvaard, met als doel dat [bedrijf 2] haar aandelen in Ifcon Beheer overneemt tegen een door de rechtbank vast te stellen prijs. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 19 april 2023 geoordeeld dat de aanvullende overeenkomst, die in 2002 is gesloten tussen [naam 1] en [bedrijf 3], ook van toepassing is op de huidige verhoudingen tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] gehouden is haar aandelen aan te bieden aan [bedrijf 2] en dat de waarde van deze aandelen moet worden vastgesteld op basis van de bruto jaarwinst van het laatst afgesloten boekjaar. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om de waarde van de aandelen te bepalen, tenzij partijen tot overeenstemming komen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 17 mei 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/631784 / HA ZA 22-551
Vonnis van 19 april 2023
in de zaak van
[bedrijf 1] B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. V.M. Besters te Amsterdam,
tegen
[bedrijf 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.M. Dumoulin-Siemens te Den Haag.
Partijen zullen hierna [bedrijf 1] en [bedrijf 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 juni 2022, met producties 1 t/m 29;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 t/m 32;
  • de conclusie van eis in reconventie, met producties 1 t/m 18;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 30 t/m 37;
  • het tussenvonnis van 4 januari 2023, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 13 februari 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf 1] is (sinds eind 2019) de persoonlijke houdstervennootschap van de heer [naam 1] (hierna: [naam 1]). [bedrijf 2] is de persoonlijke houdstervennootschap van de heer [naam 2] (hierna [naam 2]). [naam 2], [naam 1] en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3]), waren tot eind 2019 gezamenlijk (indirect) aandeelhouders in [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]), dat fungeerde als gezamenlijke houdstervennootschap. [naam 1] en [naam 3] hielden elk 25% van de aandelen en [naam 2] hield via [bedrijf 2] 50% van de aandelen in [bedrijf 3].
2.2.
[bedrijf 3] hield aandelen in verschillende werkmaatschappijen, te weten: Ifco Funderingsexpertise B.V., 4RISK B.V., Profound B.V., Infrapomp B.V. en AnkerPaalTestServices B.V. (hierna achtereenvolgens te noemen: Ifco FE, 4Risk, Profound, Infrapomp en APTS). De aandeelhouders hadden ieder een (of meer) functie(s) in de werkmaatschappijen. [naam 1] was sinds 2002 werkzaam bij Profound op basis van een arbeidsovereenkomst en ten slotte op basis van een managementovereenkomst.
2.3.
In 2002 hebben [naam 2] (deze mede namens zichzelf en namens [bedrijf 2]), [naam 1] en [naam 3] ieder een zogeheten ‘aanvullende overeenkomst’ gesloten met [bedrijf 3]. Iedere aanvullende overeenkomst is nagenoeg gelijkluidend geformuleerd. In de aanvullende overeenkomst tussen [naam 1] en [bedrijf 3] is onder meer het volgende bepaald:
2. Waardebepaling aandelen [bedrijf 3] BV.
[naam 1] erkent dat de waarde van de volledige pakket aandelen [bedrijf 3] BV gelijk wordt gesteld aan 2 maal de bruto jaarwinst (inclusief deelnemingen) over het laatst afgesloten boekjaar. Deze waardevaststelling geldt alleen bij vervreemden van aandelen tussen de bestaande aandeelhouders danwel het vervreemden van aandelen uit strategische overwegingen.
(…)
5.Uitdiensttreding.
Indien [naam 1] voor zijn pensionering besluit ontslag te nemen, dan is hij verplicht per ontslagdatum zijn aandelen [bedrijf 3] BV aan de overige aandeelhouders aan te bieden voor een bedrag conform artikel 2. Dit geldt ook indien [naam 1] besluit vrijwillig over te gaan op een parttime dienstverband binnen één van de werkmaatschappijen van [bedrijf 3] BV, zij het dat de overige aandeelhouders dan kunnen beslissen dat [naam 1] aandeelhouder mag blijven.
6.Ontslag.
Ingeval van (gedwongen) ontslag van [naam 1], is hij verplicht zijn aandelen [bedrijf 3] BV aan de overige aandeelhouders te koop aan te bieden voor een bedrag conform artikel 2. (…)”
2.4.
Eind december 2019 heeft [naam 3] het Ifcon-concern verlaten. [naam 3] heeft toen zijn aandelen in [bedrijf 3] aangeboden. De uittreding werd geëffectueerd door middel van inkoop van eigen aandelen door [bedrijf 3]. De koopprijs voor deze aandelen bedroeg het (aandelen)percentage van twee maal de bruto jaarwinst over het laatste afgesloten boekjaar.
2.5.
Op advies van zijn financieel adviseur greep [naam 1] de uittreding van [naam 3] aan om een herstructurering van het Ifcon-concern voor te stellen. Doel hiervan was om [naam 1] een (toekomstig) belastingvoordeel te verschaffen. [bedrijf 2] stemde hiermee in.
2.6.
De eind december 2019 uitgevoerde herstructurering hield, kort gezegd, in dat [bedrijf 3] de persoonlijke houdstermaatschappij van [naam 1] werd waarbij de statutaire naam werd gewijzigd in: [bedrijf 1]. Een (voor dit doel) opgerichte houdstervennootschap met de naam Ifcon Beheer B.V. (hierna Ifcon Beheer) werd opgericht; deze nam de aandelen van [bedrijf 3] in de verschillende deelnemingen over.
Zoals voorheen het geval was bij [bedrijf 3], werd [bedrijf 2] van Ifcon Beheer 2/3e aandeelhouder en [bedrijf 1] werd voor 1/3e aandeelhouder. [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zouden beide als bestuurders van Ifcon Beheer fungeren.
2.7.
In het kader van de overdracht van het vermogen van [bedrijf 3] aan Ifcon Beheer is een activa/passiva-overeenkomst opgesteld door de adviseurs van [naam 1] tussen enerzijds [bedrijf 3] en anderzijds Ifcon Beheer. Bij e-mail van 23 december 2019 beantwoordde de adviseur van [naam 1] enkele vragen en opmerkingen van [naam 2] over de activa/passiva-overeenkomst, waaronder deze:
vraag [naam 2]:
“4de punt: …. Daarmee Holding nagenoeg al haar vermogensbestanddelen….” Welke vermogensbestanddelen zijn dan uitgezonderd ?”
antwoord adviseur [naam 1]:
“Uitgezonderd zijn de vermogensbestanddelen die zijn gedefinieerd als “Uitgesloten Activa”
“Uitgesloten Passiva” in de overeenkomst tot overdracht van activa van [bedrijf 3] B.V. aan Ifcon Beheer B.V. :
  • eventuele schulden van of aan [naam 1], rechtbank]
    ,
  • de agiostorting
  • de Transactiekosten”
2.8.
In de activa/passiva-overeenkomst is onder meer het volgende bepaald (waarbij [bedrijf 3] en Ifcon Beheer respectievelijk Holding en Beheer werden genoemd):
“Overwegende:
  • dat ten gevolge van een herstructurering Holding alle op de balans per 31 december 2019 opgenomen activa – waaronder een vijftal deelnemingen – en passiva aan Beheer wenst over te dragen met uitzondering van de rechten en verplichtingen van de Vennootschap jegens de heer [naam 1] waaronder begrepen de rechten en verplichtingen die voortkomen uit de eind december 2019 door hem op de bankrekening van Holding dan wel de derdengeldenrekening van de notaris gestorte bedrag;
  • dat Beheer voor dit doel is opgericht;
  • (…)
  • dat na de beoogde uitkoop van de heer [naam 3] gepland op 23 december 2019 de heer [naam 1] 33,33% en [bedrijf 2] BV 66,67% van de Holding houdt;
  • (…)
  • Dat [bedrijf 2] BV beoogt zijn 66,67% aandelen Holding te ruilen voor 66,67% aandelen Beheer waarmee partijen beogen te bereiken dat Holding zal functioneren als personal holding voor de heer [naam 1];
  • Dat partijen bij de in deze overeenkomst opgenomen overdracht en levering van activa en passiva en van rechten en verplichtingen jegens de heer [naam 1] uitdrukkelijk de levering van de door Holding gehouden aandelen in deelnemingen uitzonderen, omdat daarvoor een separate overeenkomst tussen partijen is opgesteld en de levering van deze aandelen bij notariële akte zal plaatsvinden;
  • Dat de overdracht van de activa en passiva en de ruil van aandelen Holding voor aandelen Beheer door [bedrijf 2] BV onderling samenhangende transacties zijn en de in deze overeenkomst voorziene overdracht van activa en passiva derhalve dient te worden verbonden met de voorwaarde dat ook de uitkoop van de heer [naam 3] heeft plaatsgevonden en ook de aandelenruil door [bedrijf 2] BV plaatsvindt.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
Artikel 1 Definities
(…)Uitgesloten Activa:rechten van Holding jegens de heer [naam 1] en met uitgesloten passiva corresponderende activa zoals (a) het banksaldo van de Vennootschap indien en voor zover dat uit het door de heer [naam 1] eind december 2019 gestorte bedrag dan wel (b) de vordering op de notaris indien en voor zover deze bestaat uit het door de heer [naam 1] eind december 2019 op de derdengeldenrekening van de notaris gestorte bedrag
Artikel 2 Overdracht van Activa
Holding draagt hierbij over aan Beheer, die deze overdracht aanneemt:
de Banksaldi;
de Activa,
overeenkomstig de hierna opgenomen uitwerkingsbepalingen. (…)”
2.9.
Begin 2020 werden de (door onder meer Ifcon Beheer) volgende aandelenbelangen gehouden in de werkmaatschappijen:
Werkmaatschappij:
Ifcon Beheer:
medeaandeelhouder:
4Risk
66%
Salisa B.V. (hierna: Salisa): 34%
Ifco FE
66%
Salisa: 34%
Profound
95,1
Flash B.V. (hierna: Flash): 4,9%
Infrapomp
50%
Onbekend
APTS
50%
Onbekend
2.10.
Vanaf 2020 verslechterde de werkrelatie tussen [naam 2] en [naam 1].
2.11.
Vanaf oktober 2020 is [naam 1] parttime gaan werken bij Profound.
2.12.
In april 2021 heeft [bedrijf 2] aan [naam 1] voorgesteld dat [bedrijf 1] aftreedt als bestuurder van Ifcon Beheer, dit in verband met diens afnemende aanwezigheid bij Profound, Ifco FE en 4Risk. [naam 1] heeft daarmee ingestemd.
2.13.
Op 11 mei 2021 vond bij Ifcon Beheer een algemene vergadering van aandeelhouders plaats. Volgens de notulen waren zowel [naam 1] en [naam 2] (en daarmee het volledige geplaatste aandelenkapitaal) aanwezig. De notulen vermelden dat met algemene stemmen het besluit is genomen om [bedrijf 1] te laten terugtreden als bestuurder.
2.14.
Vervolgens hebben [bedrijf 1] en Flash (medeaandeelhouder van Profound) op 23 juni 2021 aan [bedrijf 2] voorgesteld om de aandelen in Profound te kopen van Ifcon Beheer en dat [bedrijf 1] haar belang in Ifcon Beheer zou verkopen aan [bedrijf 2] voor bepaalde, nader toegelichte, koopsommen.
2.15.
Per 1 juli 2021 heeft [naam 1] ontslag genomen bij Profound.
2.16.
Uit de e-mail van [naam 2] van 10 juli 2021 aan [naam 1] blijkt, kort gezegd, dat hij positief is over het uitwisselen van de aandelenpakketten Profound en Ifcon Beheer, maar dat hij het niet eens is met de daarvoor geboden koopsommen.
2.17.
Op 4 november 2021 vond een nieuwe algemene aandeelhoudersvergadering plaats bij Ifcon Beheer, waarbij [naam 2] aanwezig was en [bedrijf 1] werd vertegenwoordigd door haar adviseur.
Blijkens de notulen zijn de volgende besluiten genomen, waarbij [bedrijf 2] telkens vóór, en [bedrijf 1] telkens tegen heeft gestemd:
[bedrijf 2] krijgt een bestuurdersbeloning van Ifcon Beheer ter hoogte van € 162.000 per jaar, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021;
[bedrijf 2] krijgt van Ifcon Beheer een bonus van maximaal € 121.500, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021, maar onder de voorwaarde dat de omzet en winst van het Ifcon-concern minstens gelijk zijn aan 2020;
Ifcon Beheer verkoopt 16% aandelen in Ifco FE aan Salisa, voor een koopsom van € 232.438,50;
Ifcon Beheer verkoopt 16% aandelen in 4Risk aan Salisa voor een koopsom van € 138.361,06;
Ifcon Beheer verkoopt 15,1% van haar aandelen in Profound aan Flash voor een koopsom van € 205.635,45.
De levering van de verkochte aandelen in 4Risk en Ifco FE heeft plaatsgevonden op 8 december 2021. De verkochte aandelen in Profound zijn geleverd aan Flash op 20 april 2022.
2.18.
Op 20 november 2021 vond een volgende algemene aandeelhoudersvergadering plaats bij Ifcon Beheer. Uit de notulen van deze vergadering valt af te leiden dat in aandeelhoudersvergaderingen van 4Risk, Ifco FE en Profound, alle gehouden op 14 juli 2021, is besloten om aan de respectievelijke bestuurders een beloning toe te kennen van € 162.000 per jaar.
2.19.
Op 26 november 2021 heeft financieel adviseur Fiscalis, in opdracht van [bedrijf 2], aan (de adviseur van) [bedrijf 1], een voorstel gedaan voor de overname van de aandelen van [bedrijf 1] in Ifcon Beheer. Ter onderbouwing hiervan heeft Fiscalis alle aandelen in Ifcon Beheer gewaardeerd op € 2.960.071, dit op basis van het boekjaar 2020. Het aandeel van [bedrijf 1] is daarmee gewaardeerd op € 976.823, uitgaande van een aandeel van 33%.
Uit de waardering van Ifcon Beheer blijkt verder dat rekening is gehouden met een verminderd belang in de deelnemingen:
“(…)
  • Resultaat 2020 IFCON Beheer BV vennootschappelijk € 17.990
  • Resultaat deelneming IFCON FE BV (50% van € 216.143) * 1 € 108.072
  • Resultaat deelneming 4Risk BV (50% van € 331.813) * 1 € 165.907
  • Resultaat deelneming Profound BV (80% van € 645.006) * 2 € 516.005
  • Resultaat deelneming APTS BV € 20.130
  • Resultaat deelneming Intrapomp BV€ - 4.598
Totaal € 823.505
(…)”
Daarnaast blijkt uit de onderbouwing van Fiscalis dat de waardering mede is gebaseerd op verkoopopbrengsten van de aandelen in de deelnemingen Ifco FE, 4Risk en Profound, in totaal een bedrag van € 498.556.
2.20.
In juni 2022 heeft [bedrijf 1] met verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam ten laste van [bedrijf 2] conservatoir derdenbeslag gelegd onder twee banken.
2.21.
Op 27 juni 2022 heeft [bedrijf 1] [bedrijf 2] gedagvaard in deze procedure.
2.22.
In augustus 2022 heeft [bedrijf 2] in kort geding de opheffing gevorderd van de conservatoire beslagen. De voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam deze vordering afgewezen bij vonnis van 30 augustus 2022.
2.23.
Bij e-mail van 1 september 2022 bood [bedrijf 2] [naam 1] € 1.000.000 aan als koopprijs voor de aandelen van [bedrijf 1] in Ifcon Beheer.
2.24.
Op 6 september 2022 is dit bod namens [bedrijf 1] afgewezen.va
2.25.
De adviseur van [bedrijf 1] heeft op 10 september 2022 aan [bedrijf 2] de aandelen in Ifcon Beheer aangeboden voor een bedrag van € 1.300.230, wat zou zijn gebaseerd op de berekenmethode van de aanvullende overeenkomst. Uit de bijgevoegde berekening blijkt onder meer dat [bedrijf 1] de resultaten over het eerste half jaar van 2021 heeft betrokken bij de waardering. [bedrijf 2] heeft dit bod niet aanvaard.
2.26.
Bij e-mail van 16 september 2022 heeft de advocaat van [bedrijf 1] aan Flash en haar bestuurder geschreven dat zij onrechtmatig handelen tegen [bedrijf 1]. Onrechtmatig, omdat er door Flash bij Ifcon Beheer een onzakelijk lage koopprijs was bedongen voor de aandelen in Profound (zie punt 2.17) én door het verhogen van de management fee (zie 2.18), dit in de wetenschap dat er tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] sprake is van een geschil. Namens [bedrijf 1] is verzocht om af te zien van de voorgenomen aandelentransactie.
2.27.
Diezelfde dag heeft de advocaat van [bedrijf 1] Salisa en haar bestuurder
aangeschreven in verband wegens het als onrechtmatig aan te merken verhogen van de management fee, prestatiebonus, en het verkrijgen van aandelen in 4Risk en Ifco FE tegen een onzakelijk lage koopprijs (zie 2.17). [bedrijf 1] heeft Salisa verzocht om af te zien van de aandelentransactie bij gebreke waarvan zij aansprakelijk zou worden gehouden voor de daaruit ontstane schade.
2.28.
Tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering van Ifcon Beheer op 29 september 2022 is het besluit genomen tot verkoop van aandelen in Ifco FE, 4Risk en Profound aan [bedrijf 2]. [bedrijf 1] stemde tegen.
2.29.
Op 16 november 2022 heeft [bedrijf 2] [bedrijf 1] gedagvaard in kort geding en de veroordeling gevorderd van [bedrijf 1] tot medewerking aan verkoop en levering van haar aandelen Ifcon Beheer, voor een koopsom van € 976.823. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat deze vordering onderdeel zou vormen van het geschil in de onderhavige (bodem-)procedure (in de vorm van een eis in reconventie van [bedrijf 2]). Vervolgens zijn een conclusie van eis in reconventie en een conclusie van antwoord in reconventie genomen.
2.30.
In opdracht van [bedrijf 2] heeft accountantskantoor Van Limborgh & Partners een waardering van Ifcon Beheer opgesteld, op basis van een prognose per 31 december 2022, met als uitgangspunt dat alle schulden zijn betaald en de vorderingen zijn geïnd. De prognose was dat het eigen vermogen € 2.719.961 bedroeg. Daaruit volgt een waarde van € 906.660 (33,33% van 2.719.961) van de aandelen van [bedrijf 1].
2.31.
Bij brief van 20 december 2022 heeft Van Limborgh & Partners kenbaar gemaakt de aandelen Ifcon Beheer andermaal te hebben gewaardeerd op basis van een ander uitgangspunt, op verzoek van [naam 2]. Ditmaal resulteerde daaruit een waardering van € 1.019.727, tegen peildatum 1 januari 2021. Uit de berekening van de waarde van Ifcon Beheer blijkt (in bijlage II) dat hierbij onder meer is rekening gehouden met de verkoopopbrengsten (zie punt 2.17) van de aandelen in de werkmaatschappijen én met de resultaten over het boekjaar 2019.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[bedrijf 1] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair:
[bedrijf 2] veroordeelt tot overname van de Ifcon Beheer-aandelen van [bedrijf 1] tegen betaling van een koopsom van € 2.800.000, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de peildatum 1 juli 2021;
subsidiair:
[bedrijf 2] veroordeelt tot overname van de Ifcon Beheer-aandelen van [bedrijf 1] tegen een door de rechtbank vast te stellen koopprijs en dat zij voor die waardering een deskundige benoemt die zal uitgaan van de peildatum 1 juli 2021 dan wel een billijke prijsverhoging zal berekenen, zulks te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 juli 2021;
in beide gevallen:
bepaalt dat [bedrijf 2] een dwangsom van € 5.000 verbeurt voor iedere dag dat [bedrijf 2], na afloop van 14 dagen na het te wijzen vonnis, niet meewerkt aan de uitvoering van deze aandelentransactie;
en tot slot [bedrijf 2] veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten, waaronder de beslagkosten.
3.2.
[bedrijf 1] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij als minderheidsaandeelhouder van Ifcon Beheer door [bedrijf 2] zodanig in haar belangen is geschaad, dat van haar in redelijkheid niet langer kan worden verlangd dat zij aandeelhouder blijft (artikel 2:343 BW). Kort gezegd voert zij hiertoe aan dat zij als bestuurder van Ifcon Beheer is ontslagen en dat [bedrijf 2] er alles aan doet om de waarde van de aandelen van [bedrijf 1] te verminderen. Ten aanzien van die laatste stelling wijst [bedrijf 1] erop dat, door optreden van [bedrijf 2], Ifcon Beheer aandelen in 4Risk, Ifco FE en Profound heeft verkocht en geleverd voor koopsommen die ver onder de marktwaarde liggen (zie punt 2.17). [bedrijf 1] heeft ook vernomen dat Ifcon Beheer eind 2022 de resterende belangen in de werkmaatschappijen heeft verkocht aan een onbekende partij. Daarnaast holt [bedrijf 2] de waarde van de door [bedrijf 1] gehouden aandelen verder uit door (met terugwerkende kracht) te hoge beloningen aan de bestuurders van [bedrijf 3] en van de werkmaatschappijen toe te kennen, aldus [bedrijf 1]. Deze gebeurtenissen roepen volgens [bedrijf 1] ook een fiscaal risico in het leven, doordat de te lage aandelentransacties worden aangemerkt als verkapte winstuitdeling en de Belastingdienst naheffingen zal opleggen. Tot slot stelt [bedrijf 1] dat [bedrijf 2] haar informatieplicht als bestuurder jegens [bedrijf 1] als aandeelhouder niet naleeft.
3.3.
[bedrijf 2] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[bedrijf 2] vordert in reconventie dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat weergegeven, [bedrijf 1] veroordeelt tot:
(1) medewerking op eerste verzoek aan de levering aan [bedrijf 2] van de door [bedrijf 1] gehouden aandelen in Ifcon Beheer, dit tegen (2) een koopprijs van € 960.000, althans € 976.823 althans € 1.019.727, dit in alle gevallen (3) door middel van het passeren van een koopovereenkomst en (4) akte van levering met de gebruikelijke voorwaarden, (5) bij Van der Meulen Kock & Ubachs notarissen of een andere door [bedrijf 2] aan te wijzen notaris, (6) zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500 per dag, en (7) tot machtiging- dan wel aanwijzing van [bedrijf 2] als vertegenwoordiger van [bedrijf 1] om namens [bedrijf 1] de betreffende uitvoeringshandelingen te verrichten;
en tot vergoeding van de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.6.
[bedrijf 2] vordert nakoming van de aanvullende overeenkomst, in het bijzonder van de verplichting tot nakoming van de aanbiedingsverplichting die volgens haar van kracht is tussen [bedrijf 1] en Ifcon Beheer c.q. [bedrijf 2]. [bedrijf 2] wijst erop dat zowel [naam 1] (bij Profound) als [bedrijf 1] (bij Ifcon Beheer) in 2021 ontslag hebben genomen en dat [bedrijf 1] daarom op grond van artikel 5 en/of 6 van de aanvullende overeenkomst haar aandelen moet aanbieden, waarbij moet worden uitgegaan van de waarde ultimo 2022. De in het petitum genoemde waarde van de door [bedrijf 1] gehouden aandelen zijn gebaseerd op verschillende berekeningen die partijen met elkaar hebben uitgewisseld (zie 2.30, 2.19 en 2.31). De dwangsom wordt gevorderd omdat [bedrijf 1] Flash, Salisa en hun respectievelijke bestuurders, zou hebben gedreigd met aansprakelijkstelling (zie 2.26 en 2.27), wat er volgens [bedrijf 2] op duidt dat [bedrijf 1] een rechterlijke veroordeling zou kunnen negeren.
3.7.
[bedrijf 1] concludeert tot afwijzing van de vorderingen in reconventie.
3.8.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank beoordeelt als eerste de vordering in reconventie: is deze vordering toewijsbaar dan wordt aan de vordering in conventie niet meer toegekomen.
In reconventie
4.2.
In reconventie staat de vraag centraal of de aanvullende overeenkomst, die destijds is aangegaan door [naam 1] en [bedrijf 3], van kracht is (geworden) in de verhouding tussen [bedrijf 1] c.q. [bedrijf 3] en [bedrijf 2], ten aanzien van de door [bedrijf 1] gehouden aandelen in Ifcon Beheer.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat de afspraak vervat in de artikelen 2, 5 en 6 van de aanvullende overeenkomst onmiskenbaar een derdenbeding (artikel 6:253 lid 1 BW) bevat. [naam 1] heeft een verplichting tot aanbieding van de aandelen op zich genomen tegenover contractspartij [bedrijf 3], waaraan een derde, [bedrijf 2], een vorderingsrecht ontleent. Dat dit derdenbeding herroepen is (voor zover het niet al aanvaard was of als aanvaard had te gelden) is gesteld noch gebleken.
4.4.
De strekking van de aanvullende overeenkomst is naar het oordeel van de rechtbank klaarblijkelijk dat de waarde van de over te dragen aandelen wordt bepaald op basis van (het percentage over te dragen aandelen in het volledige geplaatste aandelenkapitaal vermenigvuldigd met) twee maal de bruto jaarwinst (‘inclusief deelnemingen’) van de vennootschap behaald in het laatst afgesloten boekjaar. Dat artikel 2 als een waarderingsafspraak voor de op grond van de aanvullende overeenkomst over te dragen aandelen moet worden gezien vindt steun (niet alleen in de letter van de aanvullende overeenkomst maar ook) in de gang van zaken bij de uittreding van aandeelhouder [naam 3], waarin voor de overgedragen aandelen een prijs is gehanteerd berekend op de voet van het bepaalde in artikel 2 van de aanvullende overeenkomst.
4.5.
Volgens [bedrijf 2] is de aanvullende overeenkomst tussen [naam 1] en [bedrijf 3], nadat in 2019 op initiatief en in het belang van [naam 1] een herstructurering van het Ifcon-concern heeft plaatsgevonden, sindsdien van kracht in de relatie tussen [bedrijf 1] en Ifcon Beheer, en geldt [bedrijf 2] als derde die (op grond van een derdenbeding) een vorderingsrecht jegens [bedrijf 1] tot overdracht van aandelen heeft. Volgens [bedrijf 2] is dat het geval omdat
allerechten en plichten van [bedrijf 3] zijn overgedragen aan Ifcon Beheer (zie punt 2.8) en de aanvullende overeenkomsten
nietvoorkomen in de specificatie van de activa die zijn uitgesloten van de overheveling van [bedrijf 3] ([bedrijf 1]) naar Ifcon Beheer.
4.6.
Hoewel de rechtbank [bedrijf 2] niet de conclusie trekt dat er door een (expliciete of impliciete) wilsovereenstemming tussen Ifcon Beheer en [bedrijf 1] ([bedrijf 3]) sprake is geweest van het ‘overzetten’ van de aanvullende overeenkomst tussen [naam 1] en [bedrijf 3] naar een overeenkomst tussen [bedrijf 1] (voorheen [bedrijf 3]) en Ifcon Beheer, is deze aanvullende overeenkomst wel in die verhouding van kracht geworden. Voor dat oordeel van de rechtbank is hetgeen in de volgende twee overwegingen (4.7 en 4.8) aan de orde komt van belang.
4.7.
De herstructurering was geëntameerd door [naam 1] en zijn adviseur of adviseurs en had uitsluitend tot doel om in de toekomst (bij vervreemding van aandelen) [naam 1] een fiscaal voordeel te bezorgen. Voor [bedrijf 2] en [naam 2] bracht de herstructurering geen voordeel, zij hadden hier geen belang bij maar waren bereidwillig in het belang van [naam 1] mee te werken. Kort voor de herstructurering trad [naam 3] uit als aandeelhouder van [bedrijf 3] en diens aandelen zijn (via inkoop van aandelen) overgenomen voor een koopprijs die was berekend overeenkomstig artikel 2 van de aanvullende overeenkomst. Daaruit moet worden afgeleid dat zeer kort voor de herstructurering ook [naam 1] ervan doordrongen was dat de aanvullende overeenkomst voor [naam 3], en ook voor hem, onverminderd van kracht was. Gesteld noch gebleken is dat er op enig moment, in het bijzonder rondom de door [naam 1] op touw gezette herstructurering, tussen [naam 1] en [naam 2]/[bedrijf 2] is gesproken over een aanpassing of beëindiging van (de aanbiedingsplicht ingevolge) de aanvullende overeenkomst.
4.8.
De stelling van [naam 1] dat [bedrijf 2] en [naam 2] werden bijgestaan door een adviseur die zou hebben meegekeken naar de (vormgeving van de) herstructurering heeft [bedrijf 1], tegenover de stellige ontkenning van de betrokkenheid van een deskundige aan haar zijde door [bedrijf 2], onvoldoende onderbouwd. Ze is blijven steken in de tijdens de mondelinge behandeling gedane uitlating dat zich in de aanloop naar de herstructurering wel een adviseur van [bedrijf 2] zou hebben gemeld die op een of andere wijze betrokken zou zijn, maar uit de overgelegde e-mailwisseling is daar geen enkel houvast voor te vinden. Daaruit blijkt namelijk juist dat (alleen) [naam 2] vragen heeft gesteld over (aspecten van) de herstructurering aan een adviseur van [naam 1]. Op vragen van [naam 2] is door [naam 1] (diens adviseur) geschreven dat alleen de activa en passiva zouden achterblijven in [bedrijf 3] (na de herstructurering: [bedrijf 1]) die als uitgezonderd waren benoemd in de activa/passiva-overeenkomst (zie hiervoor 2.7). Dat de aanvullende overeenkomst (wel of niet) zou overgaan of niet langer van kracht zou zijn is (dat staat tussen partijen vast) niet aan de orde gekomen in de informatie-uitwisseling voorafgaand aan de herstructurering, en enige aanwijzing daarvoor is evenmin te vinden in de activa/passiva-overeenkomst, deels geciteerd bij 2.8. Dat het de bedoeling van [naam 1], [bedrijf 3] ([bedrijf 1]), [bedrijf 2] of [naam 2] was dat de aanvullende overeenkomst zou ophouden te bestaan blijkt uit niets. Dat [naam 1] c.q. [bedrijf 1] er niet zonder meer op mocht vertrouwen dat [bedrijf 2]/[naam 2] geen waarde (meer) hechtten aan het voortduren van de waardebepalingsafspraak wordt nog onderstreept door de omstandigheid dat [naam 1] eertijds zijn aandelen (in [bedrijf 3]) heeft verworven op basis van een waarde berekend volgens de formule genoemd in artikel 2 van de aanvullende overeenkomst.
4.9.
Onder de hiervoor aan de orde gekomen omstandigheden moet worden geoordeeld dat de eisen van redelijkheid en billijkheid die golden (en gelden) tussen alle bij de herstructurering betrokken partijen ([naam 1], [bedrijf 3]/[bedrijf 1], Ifcon Beheer, [bedrijf 2]) meebrengen dat de rechten en verplichtingen zoals die golden tussen [naam 1], [bedrijf 3] en (krachtens derdenbeding, de derde) [bedrijf 2], sinds de herstructurering gelden tussen [bedrijf 1] (als aanbiedingsplichtige), Ifcon Beheer en (de derde) [bedrijf 2]. De omstandigheid dat niet expliciet een contractuele voorziening is getroffen, staat daaraan niet in de weg. Dat betekent dat nu [bedrijf 1] (in plaats van [naam 1]) gehouden is om aan [bedrijf 2] haar aandelen in Ifcon Beheer aan te bieden voor een koopprijs berekend conform artikel 2 van de aanvullende overeenkomst, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5 of 6.
4.10.
De volgende vraag is of op [bedrijf 1] die aanbiedingsplicht rust. Het standpunt van [bedrijf 2] is dat [bedrijf 1] sinds 2021 is gehouden om haar aandelen aan te bieden aan [bedrijf 2], en dat standpunt acht de rechtbank juist. Zowel [naam 1] als [bedrijf 1] hebben in dat jaar ontslag gekregen/genomen (zie 2.11 en 2.13) en op grond van artikel 5 en/of 6 aanvullende overeenkomst dient [bedrijf 1] daarom haar aandelen aan te bieden aan [bedrijf 2]. [bedrijf 1] heeft ook niet weersproken dat dit de consequentie is indien de aanvullende overeenkomst van kracht is in de huidige verhoudingen.
4.11.
Op grond van artikel 2 aanvullende overeenkomst dient bij de waardering van de aandelen in Ifcon Beheer te worden uitgegaan van het bruto resultaat van het laatst afgesloten boekjaar. Dat is het boekjaar 2020. [bedrijf 2] heeft bepleit dat uitgegaan moet worden van het boekjaar 2022 omdat dit het meest actuele is en het dichtst bij het moment van aandelenoverdracht ligt. Maar dat is niet wat geldt volgens artikel 2 van de aanvullende overeenkomst.
4.12.
De na de herstructurering geldende aanbiedingsverplichting van [bedrijf 1] verplicht tot overdracht aan [bedrijf 2], voor zover zij op overdracht aanspraak maakt, en dat doet zij. De rechtbank oordeelt dat [bedrijf 1] haar aandelen moet aanbieden aan [bedrijf 2], en daarmee is er een titel (die zijn grondslag heeft in de aanvullende overeenkomst) die verplicht tot levering aan [bedrijf 2]. Er is daarom aanleiding voor een veroordeling van [bedrijf 1] tot het aangaan van een koopovereenkomst, zoals [bedrijf 2] heeft gevorderd. Dat [bedrijf 2] mogelijk meent dat daardoor voor de overdracht van aandelen gebruikelijke condities ten onrechte niet van kracht zijn, is een gegeven. Regels van aanvullend recht kunnen [bedrijf 2] stellig te hulp schieten als [bedrijf 1] dreigt in de ogen van [bedrijf 2] niet naar behoren na te komen door, om maar een voorbeeld te noemen, te dreigen geen onbelaste aandelen te leveren.
4.13.
De vraag is dan tegen welke koopprijs [bedrijf 1] haar aandelen moet leveren aan [bedrijf 2]. Volgens [bedrijf 2] moet dat zijn een bedrag van (primair) € 906.666, althans € 976.823 althans (uiterst subsidiair) € 1.019.727. Zij beroept zich hierbij op een aantal verschillende waarderingen, waarvan de juistheid door [bedrijf 1] is betwist. Over deze drie door [bedrijf 2] genoemde waarden overweegt de rechtbank als volgt.
4.14.
De primair gevorderde waardering van de aandelen op € 960.000, is klaarblijkelijk een verschrijving. In het lichaam van haar conclusie van eis in reconventie gaat [bedrijf 2] namelijk uit van een waardering van € 906.666. Maar die waardering kan niet juist zijn, omdat die is gebaseerd op de resultaten van het boekjaar 2022 in plaats van 2020 (zie 2.30).
4.15.
De waardering van € 976.823 (zie 2.19) is wel gebaseerd op het juiste boekjaar 2020 (in dit geval is namelijk 1 januari 2021 tot uitgangspunt genomen), maar het ligt niet voor de hand dat die waardering in overeenstemming is met artikel 2 van de aanvullende overeenkomst. In de onderliggende berekening is [bedrijf 2] er namelijk ten onrechte van uitgegaan dat de vervreemding aandelen in de deelnemingen Ifco FE, 4Risk en Profound reeds hadden plaatsgevonden. Die leveringen (zie punt 2.17) hebben immers niet plaatsgevonden in 2020, maar in 2021 en (wat Profound betreft) in 2022.
4.16.
Evenmin kan worden uitgegaan van de waardering van € 1.019.727 (zie punt 2.31). Ook hier is peildatum van 1 januari 2021 juist, maar volgens onderliggende berekening (bijlage II) is naast het resultaat van boekjaar 2020 ook het resultaat uit 2019 betrokken in de waardering. Dat laatstgenoemde boekjaar is gelet op artikel 2 aanvullende overeenkomst niet relevant. Daarnaast heeft [bedrijf 1] naar het zich laat aanzien terecht opgemerkt dat ook in deze waardering rekening is gehouden met de toen nog niet geëffectueerde aandelentransacties in deelnemingen Ifco FE, 4Risk en Profound.
4.17.
[bedrijf 1] heeft op 10 september 2022 haar aandelen aangeboden bij [bedrijf 2] voor een koopsom van € 1.300.230, en die aandelenwaardering voorzien van een onderbouwing (zie punt 2.25). Ook deze waardering is niet bruikbaar. [bedrijf 1] betrekt daarbij namelijk onder meer de resultaten van het eerste half jaar van 2021. Maar dat is geen afgesloten boekjaar en mag volgens artikel 2 van de aanvullende overeenkomst dus niet worden betrokken in de waardering. Dat betekent dat [bedrijf 1] verweer dat zij de aanvullende overeenkomst correct naleeft doordat zij haar aandelen voor dit bedrag (en in haar ogen: de waarde die correct is berekend volgens de aanvullende overeenkomst) heeft aangeboden aan [bedrijf 2], niet opgaat.
4.18.
De rechtbank kan op basis van door partijen overgelegde waarderingen niet zelfstandig beoordelen welke waarde de aandelen gehouden door [bedrijf 1], berekend volgens artikel 2 van de aanvullende overeenkomst, hebben. Voor de waardering van de aandelen zal zij daarom een deskundige benoemen, tenzij partijen – nu zij weten hoe de rechtbank oordeelt over de vordering van [bedrijf 2] tot aanbieding en overdracht – alsnog tot overeenstemming komen.
4.19.
De deskundige moet overeenkomstig artikel 2 van de aanvullende overeenkomst aan de hand van het bruto resultaat van Ifcon Beheer in boekjaar 2020, inclusief de toen aanwezige (waarde van) de deelnemingen, de waarde van de door [bedrijf 1] gehouden aandelen in Ifcon Beheer vaststellen. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol van 17 mei 2023. Mogelijk is dat partijen alsnog overeenstemming bereiken over de waarde van de door [bedrijf 1] over te dragen aandelen. De rechtbank verneemt dat dan graag. Slagen partijen daarin niet dan hebben partijen de gelegenheid
eenstemmigeen deskundige voor te dragen. Bij gebreke van een eenstemmige voordracht, zal de rechtbank zelf een deskundige benoemen. Bij akte kunnen partijen desgewenst suggesties aanreiken voor de aan de deskundige te geven (waarderings-)opdracht.
In conventie
4.20.
Uit het voorgaande volgt dat op [bedrijf 1] de verplichting rust de aandelen die zij houdt in Ifcon Beheer aan te bieden en over te dragen aan [bedrijf 2] op grond van de aanvullende overeenkomst. Dat betekent dat er geen grond is voor toewijzing van de vordering die zij meent te hebben als beknelde minderheidsaandeelhouder op de voet van het bepaalde in artikel 2:343 BW.
In conventie en in reconventie
4.21.
De rechtbank zal iedere (verdere) beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie en in reconventie
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van 17 mei 2023, waarbij partijen zich bij akten zullen uitlaten over de volgens hen te benoemen deskundige en suggesties voor de aan de deskundige te geven waarderingsopdracht, zoals bedoeld in r.o. 4.18 en 4.19;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.